| |||||
Zijn dankbaarheid De enige verwijzing naar Paulus' brieven, die wij in het Nieuwe Testament vinden, treffen wij aan in de tweede brief van Petrus, waar wij lezen dat in zijn brieven "een en ander moeilijk is te verstaan, wat de onkundige en onstandvastige mensen tot hun eigen verderf verdraaien, evenals trouwens de overige schriften." Maar gelukkig staan er ook genoeg zaken in geschreven die wij gemakkelijk begrijpen kunnen en geen mens, hoe eigenwijs ook, tot zijn eigen ongeluk kan verdraaien. De dankbaarheid van Paulus zien wij, als een rode draad, door zijn brieven lopen. Ieder, die hier belangstelling voor toont, kan ze zelf opzoeken en lezen. Er zijn inderdaad uitdrukkingen van Paulus die moeilijk en duister zijn, maar dat geldt niet in geval het zijn karaktereigenschappen betreft. Voor de gemiddelde lezer nemen zijn redeneringen een te hoge vlucht en door zijn hang naar mystiek kan hij voor menigeen soms te ver gaan, maar als het zijn karakter aangaat, is hij voor iedereen te begrijpen. Moge dan sommige van zijn leerstellingen, zacht uitgedrukt, ongelooflijk moeilijk zijn, nooit zal iemand struikelen over zijn persoonlijke karaktertrekken. Er zijn in zijn brieven hoofdstukken, die alleen knappe geleerden kunnen begrijpen, maar er zijn ook hoofdstukken die de eenvoudigste gelovigen direct aanspreken en kunnen bevatten. Niemand behoeft in onkunde of twijfel te verkeren als het over zijn karaktereigenschap gaat, die wij dankbaarheid noemen. Door allerlei misverstand, al of niet opzettelijk, kunnen sommige van zijn uitspraken worden verdraaid, maar dat is niet mogelijk met zijn karaktertrekken, die zijn voor iedere lezer duidelijk. Er zijn verschillende en zelfs tegenstrijdige interpretaties van Paulus' leerstukken gegeven, maar als het ging over de eigenschappen van zijn karakter, dan trok men een lijn en had iedereen dezelfde mening. Eindeloze discussies en twistgesprekken hebben plaats gehad over de dogmatische kwesties, die Paulus aan de orde stelde in zijn brieven, maar over zijn gewoonte, die hij veelvuldig in praktijk bracht, om altijd en iedereen te laten blijken hoe dankbaar hij zich voelde, zijn nooit discussies gevoerd. Veel van wat Paulus heeft gezegd is vooral van toepassing in zijn dagen en de meeste van zijn brieven zijn, zoals wij dat nu noemen, gelegenheidsbrieven. Ze waren bestemd voor zijn tijdgenoten en de wereld, waarin hij leefde, maar de deugden, die hij erin noemt, zijn een kostbaar bezit voor alle mensen. Sommige van zijn stellingen waren tijdgebonden en alleen toen van belang, ze zijn achterhaald en wij zijn er bovenuit gegroeid. Onze tijd is anders en als enig voorbeeld denk ik aan onze houding ten opzichte van de gewoonte om slaven te houden. In onze eeuw zijn heel andere ethische zaken aan de orde, zoals kernbewapening, rassendiscriminatie, verhouding tussen arme en rijke landen, recht op arbeid voor iedereen, de aanwas van de bevolking in de ontwikkelingslanden en dan niet te vergeten de milieuproblematiek. Hoe houden wij een leefbare wereld voor ons nageslacht. Wij moeten ons bezinnen op de kwestie van abortus en euthanasie en waar de grenzen liggen van al ons medisch kunnen. Maar wat de apostel Paulus als karakter uitstraalt en waar wij van kunnen leren, dat overstijgt alle eeuwen en is niet tijdgebonden. Gelukkig is de mooiste van zijn deugden tijdloos en het laatste woord, dat altijd als muziek in de oren zal klinken is dankbaarheid, die een mens gelukkig maakt, als zijn hart daar vol van is. Over de zinnen, waarin de uitdrukkingen van dankbaarheid voorkomen, is nooit gediscussieerd. De twistappels, om over Paulus van mening te verschillen, lagen elders. Het waren meer de leerstellige hoofdstukken, die de aandacht vroegen en waarover eindeloos werd geredetwist. Wanneer geleerden de werkelijke bedoeling van Paulus niet goed konden vatten, dan stelden zij vaak de hele inhoud van dat hoofdstuk discutabel. Was dit schrijven wel authentiek en van Paulus' eigen hand? Was Paulus wel de werkelijke auteur? Zij zagen sommige woorden dan als handige inlassing van een of andere redacteur, die alles wat hij schreef op naam van Paulus wilde zetten. Zo was het mogelijk om een brief van iemand te schrijven, lang nadat deze al is overleden. Wanneer dan de naam van de apostel gebruikt werd, werd zo'n brief veel sneller geaccepteerd. Wij mogen overigens zo'n poging niet rangschikken onder een vorm van bedriegerij. In die dagen was dit een geaccepteerde methode, om brieven een bepaald gezag toe te kennen. Nu is het merkwaardig, dat over het algemeen nooit aan de authenticiteit van die hoofdstukken is getwijfeld, waarin uitingen van Paulus' dankbaarheid voorkomen. Het is een maatstaf, die aangeeft, dat de brief origineel is en de herkomst betrouwbaar. Aan de theologie van Paulus kan men voorbijgaan en deze zelfs verwerpen, maar hijzelf zal overleven. Men kan zijn eschatologie, de leer aangaande de laatste dingen, in twijfel trekken, maar nooit de dankbaarheid, die zijn hart toonde. Men kan van mening verschillen over de blijvende waarde van zijn christologie, de leer aangaande Christus, maar tot het eind der tijden zal men hem prijzen om zijn steeds terugkerende dankbetuigingen in al zijn brieven. Het verhaal van zijn dankbaarheid kan niet stuk. Dikwijls heeft men zijn autoriteit op verschillende gebieden ontkend, in het geval hij zijn visie geeft over de eerste mens Adam en diens betrokkenheid bij de zondeval of zijn persoonlijke mening over het huwelijk en de positie die hij de vrouw toekent. Vragen over zijn persoonlijke deugden komen nooit aan de orde, echter de manier, waarop zij in de Schrift voorkomen duldt geen tegenspraak en dan lijken ze soms op klanken, die een hemelse toonzetting hebben. Wanneer het geduld betreft, zegt hij tot ons: '"Wees geduldig", en als het om moed gaat, zegt hij: '"Houd moed", en over de dankbaarheid, zegt hij: "Wees dankbaar voor alle dingen", en wij voelen in deze woorden, dat het God Zelf is Die tot ons spreekt. De apostel is voor ons een levende brief waarin wij de deugden van God kunnen lezen. In de dankbaarheid, die Paulus ten toon spreidt, zien wij een van zijn mooiste karaktertrekken. Dankbaarheid is een voortreffelijke, geurige bloem, die alleen bloeit bij een mens met een goede inborst. Ze is zo mooi, dat men eigenlijk aarzelt om haar onder de deugden van de mens te rangschikken, veel meer lijkt dankbaarheid op een genadegave van de Geest. Er bestaan grote persoonlijkheden, die deze eigenschap toch missen. De wereld kent genoeg ondankbare mensen en een ondankbaar mens is niet gelukkig. Hoevelen zijn er niet, die zeggen dat zij geen enkele reden hebben om zich gelukkig en dankbaar te voelen. Zij ontkennen deze deugd en gaan er met een gerust hart aan voorbij; waarom zou men dankbaar moeten zijn voor iets waar men recht op heeft? Deze verontschuldiging ontheft hen, naar hun gevoelen, van de verplichting om voor iets dankbaar te zijn. Paulus werd eens een gunst geweigerd, waar hij God steeds opnieuw om vroeg, maar toen hij deze, desondanks, niet ontving veranderde dat zijn levenshouding niet. Hij bleef een dankbaar mens en liet dit altijd blijken. Anderen zijn niet dankbaar gestemd, omdat zij menen dat de wereld hen hardvochtig heeft behandeld. Velen zijn in hun leven onheus bejegend en er onverschillig en wreed door geworden, ze zijn cynisch en hun hart is verhard. Paulus werd beschimpt, vervolgd en belasterd, hij zegt: "Wij zijn als het uitvaagsel der wereld geworden, als aller voetveeg, tot op dit ogenblik toe", maar hij hield niet op om te zeggen: "Dank God in alles." Het is moeilijk om in het leven dankbaar te blijven als het van alle franje, die het prettig en leefbaar maakt wordt ontdaan. Als Paulus zijn leven omschrijft, dan zegt hij: "Tot op dit ogenblik verduren wij honger, dorst, naaktheid, vuistslagen en een zwervend leven; wij verrichten zware handenarbeid", maar vervolgt hij, "worden wij gescholden, wij zegenen; worden wij vervolgd, wij verdragen; worden wij gelasterd, wij blijven vriendelijk." Zijn hart stroomde over van vriendelijkheid en dankbaarheid. Het behoort tot een van de wonderen van het leven, dat juist mensen, die zelf de vele moeiten en lasten, waarmee men in het leven geconfronteerd kan worden ervaren hebben, ook de meeste dankbaarheid aan God tonen voor al het goede wat Hij ons geeft. Er zijn mensen die echt wel een gevoel van dankbaarheid in zich hebben, maar dat is zo zwak dat zij het nooit onder woorden brengen. Het is inbegrepen bij een vluchtig "dank u wel" gebaar. Zij verontschuldigen zichzelf dan met dit soort woorden, welke onnadenkend worden gezegd en daarom nietszeggend zijn. Op deze wijze menen zij ook aan hun plicht te kunnen voldoen, om God voor al Zijn weldaden, die bovendien nog onverdiend zijn, te bedanken. Maar waar het hart vol van is, loopt de mond van over en dat is duidelijk te merken aan de woorden, die iemand dan naar voren brengt. Het getuigt van een arm en zwak karakter, wanneer men in de woorden, die men gebruikt, niet de dankbaarheid voor iets laat blijken. De apostel Paulus toonde overal zijn dankbaarheid, onverschillig in welke plaats en op wat voor moment of tijd dan ook. Door zijn vermogen om duidelijk zijn dankbaarheid in woorden uit te drukken, is Paulus een broeder van de Psalmist, die eenmaal schreef: "Loof den Here, mijn zie1 en vergeet geen van Zijn weldaden." De ogen van Paulus straalden altijd deze geest van dankbaarheid uit en hij kon dit voor anderen niet verborgen houden. Lukas zou over de vroeg-christelijke kerk geen verslag hebben kunnen schrijven, zonder plaats in te ruimen voor een aantal gebeurtenissen, die deze karaktertrek van Paulus, namelijk zijn steeds terugkerende gewoonte om overal dankbaarheid te tonen, duidelijk illustreren. Het was Lukas niet te doen om ons op de hoogte te brengen van de karaktereigenschappen van Paulus, zijn vriend. Lukas wilde eenvoudig een verslag maken van alle activiteiten, die Paulus, tijdens zijn leven als christen, ontplooide. Zijn boek heet niet ten onrechte, "Hande1ingen". Het gaat hierin over de reizen die Paulus maakte, van stad tot stad en van land tot land en waar Lukas voor een groot deel ook direct bij betrokken was, als reisgenoot van Paulus. Echter in het openbare optreden van Paulus waren drie gelegenheden, waar de dankbaarheid van Paulus zo op de voorgrond kwam te staan, dat Lukas daar in zijn verslag niet zonder meer aan voorbij kon gaan. Deze waren zo dramatisch en voor hem onvergetelijk, dat hij ze wel moest noemen. Zo vertelt hij ons dat, toen Paulus en Silas beiden te Filippi in de binnenste kerker van een gevangenis opgesloten zaten, met hun voeten vastgekluisterd in een houten blok, de beide gevangenen midden in de nacht tot God baden en Hem lofliederen toezongen. Zij waren van hun vrijheid beroofd, hun ruggen bloedden door de geseling die zij hadden ondergaan en zij waren in deze omstandigheden werkelijk van alle comfort verstoken. Maar dan horen de andere gevangenen, tot hun grote verbazing, dat zij God dankten voor Zijn goedheid en dit gevoel van dankbaarheid was bij beiden zo groot en overstelpend, dat zij hierdoor de kracht ontvingen om Hem hardop te loven en te prijzen. Wij weten dat kort ervoor het hart van Lydia, door middel van hun prediking was ontsloten voor de blijde boodschap, maar hoeveel harten van gevangenen zijn er niet op deze wijze voor God opengegaan en behouden? Zij waren in ieder geval zeer onder de indruk, want zij ontsnapten niet, toen zij de gelegenheid kregen dat te doen. Lukas vertelt ons, dat zij allemaal luisterden! En nu, tweeduizend jaar later, luisteren gevangenen, zowel mannen als vrouwen, waar ook ter wereld, nu evenwel opgesloten in een web van zonden, die hen steeds meer knellen en benauwen, zoals toen de blokken bij Paulus en Silas, nog met aandacht en verwondering naar deze lofprijzingen in de nacht. De theologie van de apostel Paulus was soms tegen dovemansoren gesproken en ging aan hen voorbij, maar zij raakten verrukt door de lofprijzingen in de nacht, werden hierdoor behouden en gingen later ook luisteren naar wat hij te zeggen had. Waren zij eerst onverschillig voor Gods Woord, op deze wijze kreeg Paulus toch gehoor bij mensen, die eerst niet ontvankelijk hiervoor waren. Tot hen sprak hij door middel van zijn tranen en lofprijzingen, die uit een gevoelig en meelevend hart kwamen. Lukas vertelt ons nog over een andere gebeurtenis, die zo dramatisch was dat ze moeilijk door andere valt te evenaren. Paulus stond op het dek van een schip, dat op het punt stond te vergaan. Er heerste een volkomen duisternis en de doorweekte passagiers en bemanningsleden tuurden in deze ondoordringbare duisternis, terwijl hun gedachten zich vermenigvuldigden en hoop en vrees hen beurtelings overvielen. Al veertien dagen zwalkten zij rond op de Adriatische Zee in angstige afwachting van de dingen die gebeuren konden en zonder voedsel of iets anders te nuttigen. Uitgehongerd en totaal verzwakt huiverden ze in de koude lucht van de vroege morgen. Paulus riep de ontmoedigde en door paniek bevangen mensen bijeen en sprak toen woorden van bemoediging en troost en spoorde een ieder aan om voedsel tot zich te nemen en te eten. En wat er toen plaats vond zou nooit meer uit het geheugen van Lukas gewist worden. Toen Paulus het brood nam, dankte hij in tegenwoordigheid van iedereen God en pas na dit gedaan te hebben, brak hij het en begon te eten. En allen, de tweehonderd vijfenzeventig man, die met hem aan boord waren volgden zijn voorbeeld en werden goedsmoeds. Paulus wist op wie hij zijn vertrouwen had gesteld en daarom konden zij daarna rustig het graan overboord gooien. In de koude dageraad van een troosteloze dag, met niets anders om zich heen dan wanhopige en zich ongelukkig voelende mensen en met een ongewisse toekomst voor ogen dankte Paulus God voor zijn gaven en zong zijn hart opnieuw, net als in Filippi, Gode dank en lof voor zijn onuitsprekelijke goedheid aan hem en allen, die bij hem waren, bewezen. Voordat hij maar een stuk brood brak en in zijn mond stak wilde hij eerst God hiervoor dankzeggen! Lukas zou ook nooit vergeten hoe ontzettend dankbaar en bewogen Paulus was, bij het zien van de stoet christenen die uit Rome hem tegemoet kwam om hem te begroeten. Sommigen van hen hadden vele kilometers gelopen, voordat zij hem bij de plaats die Tres Tabernae genoemd wordt, konden begroeten en enkelen waren zelfs nog verder gegaan en hadden Paulus bij het Forum van Appius opgewacht om als eersten kennis te maken met de apostel die zo'n wonderlijke en betekenisvolle brief aan hen had geschreven. Toen Paulus hen zag, dankte hij God en kreeg moed. Toen de ogen van Paulus hen zagen, vreemdelingen, die hem zo gastvrij en vriendelijk verwelkomden, sprong zijn hart op en een gevoel van oneindige dankbaarheid ging door hem heen, welke een uitweg vond in de woorden die Lukas zich later nog zo goed wist te herinneren en die in zijn geheugen stonden gegrift. ‘’Hij dankte God.‘’ Het zien van al die Romeinse christenen, die zoveel kilometers gelopen hadden om hem te verwelkomen, gaf hem nieuwe moed en inspiratie om verder te gaan. Hun komst en medeleven gaven hem nieuwe spankracht en waren een verfrissing voor zijn vermoeide geest. En heel fijntjes, maar tegelijk raak uitgedrukt, zegt Lukas dan: 'en Paulus greep moed.' Het vriendelijk en bemoedigend onthaal, dat Paulus ten deel viel, de vriendelijke ogen, die hem aankeken en de mensen die zo met hem meeleefden, verjoegen al zijn sombere voorgevoelens en nare gedachten. Hij wist nu zeker, dat er in de hoofdstad van de wereld mensen waren die om hem gaven en hun hart voor hem hadden opengesteld en ‘’hij dankte God.‘’ In de brieven echter gaat het hart van Paulus werkelijk helemaal open. We zien hierin duidelijk dat dankbaarheid voor hem een normale uiting is, die gewoon bij zijn karakter hoort. Heel het leven van Paulus was doordrenkt van dankbaarheid. Een stroom van lofprijzingen welde regelmatig in zijn hart op en borrelde plotseling, midden in een redevoering naar boven. Zijn betoog eindigde dan dikwijls met een gloedvolle uitroep van vurige lofprijzingen. ‘’Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus‘’ ‘’Gode zij dank voor zijn onuitspreke1ijke gave.‘’ "Opdat de genade toeneme en door steeds meerderen overvloediger dank worde gebracht ter ere Gods." "Ik dank God te allen tijde over u, vanwege de genade Gods, die u in Christus geschonken is." De brieven zijn zo vertrouwelijk en spontaan, zo openhartig en onderhoudend, dat iedereen, die ze leest de kracht ervan ervaart. Ze lijken op een fontein, waar de stroom met geweld een weg naar buiten baant. Het redelijk denken staat bij Paulus zijn gevoelens niet in de weg en blokkeert zijn dankbaar hart niet, hij laat eenvoudig niet toe, dat zijn verstand de innerlijke roerselen onderdrukt. Wanneer hij er aan denkt hoe God, in Jezus Christus, hem al zijn zonden vergeven heeft dan rijst uit zijn dankbaar hart de mooie lofprijzing "De Koning der eeuwen, de onverganke1ijke, de onzienlijke, de eeuwige God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen." Als hij, na een overzicht van Israëls geschiedenis, Gods besluiten nagaat en de bedoeling die Hem daarbij voor ogen stond, dan onderbreekt Paulus plotseling zijn toespraak en breekt uit in een geweldige lofprijzing: "O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk Zijn wegen! Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet? Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid! Amen." Bijna al zijn brieven zetten in met een golf van dankzegging. Altijd heeft hij wel iets aangenaams en dankbaars te vermelden. Als er geen voor de hand liggende reden of zelfs geen enkele aanleiding is, dan zoekt Paulus een onderwerp! Toen hij de tweede brief aan de Korintiers schreef, kon hij hen niet nadrukkelijk danken voor hun geestelijke voortgang en groei in het geloof en daarom dankte hij God maar voor al het lijden, dat hij en de Korintiers om Christus' wil mochten ondervinden, maar ook Christus' vertroosting viel en Paulus en de Korintiers, hierdoor overvloedig ten deel! Omdat hij zelf lijdt en in allerlei druk is, kan hij anderen troosten. Het lijden van de apostel was zo groot en de troost, die hij hierdoor ontving, zo geweldig, dat hij zelf veel beter in staat is om anderen, die nu in droefheid en smart verkeren, te troosten met dezelfde troost waarmee God hem heeft geholpen. En daarom kan hij ook deze brief met een dankzegging aanvangen als hij zegt: "Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting, die ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost, waarmee wij zelf door God zij n vertroost" Als wij dit lezen denken wij aan de medelijdende Hogepriester, die op gelijke wijze is verzocht geweest, doch zonder te zondigen, die gehoorzaamheid geleerd heeft uit hetgeen Hij heeft geleden en voor allen, die Hem gehoorzaamden een oorzaak van eeuwig heil is geworden! Hij dankt God ook altijd voor zijn vrienden. Dankbaar is hij voor de genade die God hun heeft geschonken, voor hun geestelijke wasdom en de toename in kennis en kracht, voor hun geloof en liefde en dat zij voortdurend aan hem denken, voor het voorrecht dat zij hem in hun gebeden gedenken en aan de troon der genade opdragen. Maar het mooiste blijft toch zijn dankbaarheid jegens God, die Zijn gedachten in Jezus Christus heeft onthuld en Wiens hart niets anders wil dan de vergeving van alle zonden van alle mensen, die in Hem, Jezus de Zaligmaker, geloven. Het is een en al dankbaarheid, die van zijn lippen komt in de uitroep: ‘’Dank God voor zijn onuitsprekelijke gave!‘’ Paulus toonde dankbaarheid aan alle mensen. Nooit zou hij een gunst vergeten, die ooit iemand hem bewees en altijd zou hij zich blijven herinneren, degene die hem wel eens had geholpen. Voor eens en altijd stond dat gezicht dan in zijn geheugen gegrift. In Filippi waren twee vrouwen die hij met name noemt, Euodia en Syntyche, omdat zij met bijzondere overgave de voortgang van zijn werk hadden bevorderd als medearbeidsters in de Here. In Rome denkt hij nog aan hen en afgezien van wat ze in de gemeente deden, kan hij niet nalaten om hen toch in zijn brief aan de Filippenzen even te noemen en hij spoort zelfs een van zijn vrienden aan om hen, ondanks alles, ja, juist nu, een hand te reiken en hen te helpen. Als Paulus het woord "medearbeiders" gebruikt dan va1t, bij hem, over deze uitdrukking een speciale glans en ruikt men de lieflijke geur van dankbaarheid. Als hij groeten verstuurt aan bekeerlingen, die wonen in steden ver van waar Paulus op dat moment verblijft, voegt hij er dikwijls aan toe: "zij hebben mij geholpen", "zij hebben voor ons gewerkt”, "zij hebben met mij in de prediking van het evangelie gestreden en hun leven voor mij geriskeerd, door hun "nek" uit te steken.’’ Zijn gebeden staan vol met namen van mensen, die hij dankbaar aan God opdraagt. De kerk van Filippi was hem wel bijzonder geliefd. Meer dan eens toont hij op een heel mooie manier zijn bijzondere toewijding aan hen. Van alle brieven die hij schreef, is er niet een die zo hartelijk is en zoveel troost en bemoediging geeft, als de brief aan deze kerk. Dit schrijven ruikt nu werkelijk heerlijke aroma, die wij dankbaarheid noemen en de welriekende geur kunnen wij nu, eeuwen later ruiken. Zo begint deze brief: ‘’Ik dank mijn God zo dikwijls ik uwer gedenk; immers, in al mijn gebeden bid ik telkens voor u allen met blijdschap, wegens uw deelhebben aan de prediking van het evangelie, van de eerste dag af tot nu toe. Hiervan ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus." Het aankomen van hun laatste gift, welke hij zojuist ontving, bracht hem in verrukking. Zijn gevoelens van dankbaarheid uit hij op een zeldzaam mooie wijze. Hij noemt deze gift: "een welriekende, een aangenaam, Gode welgevallig offer." Zijn gevoel van dankbaarheid overstelpt hem zo, dat hij, nadenkend over al deze vriendelijkheid voor hem, opnieuw uitbarst in een lofprijzing, hun daarbij het beste toewenst en daarmee gelijk zijn brief afsluit, wanneer hij schrijft: "Mijn God za1 in a1 uw behoeften naar Zijn rijkdom heerlijk voorzien, in Christus Jezus. Onze God en Vader nu zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen.’’ Onesiforus is iemand, die in de tweede brief aan Timoteus genoemd wordt en waar Paulus veel aandacht aan besteedt. De man zelf was, toen Paulus de brief aan Timoteus schreef vermoedelijk reeds overleden, maar zijn vrouw en kinderen waren nog in leven en daarom vraagt hij voor dat gezin Gods zegen. Hij roept in herinnering de vele malen, dat Onesiforus hem heeft verkwikt en zich voor zijn ketenen niet heeft geschaamd, maar integendeel, hem veel goede diensten heeft bewezen. Voordat Onesiforus dit kon doen heeft hij Paulus zelfs eerst moeten opsporen! Reeds bij de aanvang van deze tweede brief, herinnert Paulus Timoteus er aan dat hij een gevangene in boeien is en daarbij stelt hij Timoteus het beeld van de geloofsvolle Onesiforus voor ogen, die ondanks Paulus’ gevangenschap, zich voor hem te Rome ten volle had ingezet, zoals hij dit ook jaren daarvoor in Efeze had gedaan. Hij spoort Timotheus nu aan dit goede voorbeeld te volgen en brengt hem in herinnering de gave Gods, die door zijn handoplegging in hem is en door hem dient te worden aangewakkerd. Op de laatste bladzijde van zijn brief denkt Paulus ook aan Alexander de koperslager en anderen die hem hadden tegengewerkt, maar de Heer zal hun vergelden! Hij vertelt verder dat bij zijn eerste verdediging niemand hem heeft bijgestaan, maar dat zij hem allemaal in de steek hebben gelaten. Maar gelukkig zijn er nog anderen die hem wel trouw zijn gebleven en dezen laat hij hartelijk groeten. Voordat hij met een woord van zegen zijn brief besluit, groet hij nog enkelen bij name: ‘’Groet Prisca en Aquilla en het huis van Onesiforus.‘’ ‘’Groet dit echtpaar, dat mij destijds in hun huis opnam en waarmee ik zo dikwijls, van de vroege morgen tot de late avond en met mijn eigen handen mijn brood moest verdienen. Zij riskeerden in tijden van gevaar hun eigen leven voor mij. Ook de vrouw en kinderen van de man Onesiforus, die mij bijstond, toen ik in Efeze met de wilde beesten vocht en die mij later in de gevangenis te Rome zo goed verzorgde.‘’ Het is bijzonder waardevol, dat wij in het laatste hoofdstuk van de laatste brief, die Paulus schreef, zo'n rijke herinnering aantreffen van de dankbaarheid waar Paulus' hart altijd vol van was. De waarschuwing van Paulus om altijd God voor alles te danken, krijgt voor ons nog meer waarde als wij zien wat deze dank en lofprijzing in zijn eigen leven hebben uitgewerkt. Aan de Filippenzen schrijft hij: ‘’Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God.’’ Hij schrijft aan de Efeziers: ‘’Dankt te allen tijde in de naam van onze Here Jezus Christus God, de Vader, voor alles.‘’ Tegen de Kolossenzen zegt hij: ‘’Al wat gij doet met woord of werk, doet het alles in de naam des Heren Jezus, God, de Vader, dankende door Hem!’’ De aansporing van Paulus tot het tonen van dankbaarheid, die het meest tot nadenken stemt, komt voor aan het einde van de brief, gericht aan de Kolossenzen: ‘’Volhardt in het gebed, weest daarbij waakzaam en dankt en bidt tevens voor ons.’’ De geest van dankbaarheid is een van de mooiste vruchten van de Geest. Maar laten wij vooral God dankbaar zijn voor Zijn onuitsprekelijke Gave die Hij ons geschonken heeft in het zenden van Zijn Zoon, onze Here Jezus Christus. |
|||||
|