248819
 
 
 
 
 

     Menu:

> Startscherm
> Schrijvers
> Verhalen
> Open verhalen
> FAQ
> Vintage

Paulus'verwachting
Daar is hoop
Door: Hugo Karels
Commentaar van de schrijver:
De apostel is geen pessimist, maar voorzag een hoopvolle toekomst voor de wereld.
Categorie: Overdenking / Preek
Geschatte leestijd: ca. 12 minuten

Zijn hoop en verwachting

De antieke wereld had een diep geworteld wantrouwen tegen hoop. Door de vele teleurstellingen, die men ervaren had, geloofde men er niet meer in. Er werd praktisch niet over de toekomst nagedacht en niemand voelde zich daartoe geroepen. Het verleden was al verraderlijk genoeg gebleken en wat moest men dan van de toekomst verwachten? Wie wel vertrouwen in het verleden had getoond, ontviel alle hoop weer door de teleurstellende ervaringen van de werkelijkheid. Men hoopte, maar werd ernstig teleurgesteld in zijn verwachting. Het enige waar de hoop op uitliep, was ziekte en dood. De eeuwen voor de christelijke jaartelling worden gekenmerkt door zoveel gevallen van valse hoop en ongegronde verwachting, dat men gevaar loopt er depressief van te worden en alleen nog maar kan twijfelen aan alles wat in het leven gebeurt.
Paulus is wel eens een pessimist genoemd en dit oordeel is dan gebaseerd op zijn sombere uitlatingen over de volkomen verdorvenheid van de mens, wat hij beschrijft in de brief aan de Romeinen: "Niemand is rechtvaardig, ook niet een, er is niemand, die verstandig is, niemand die God ernstig zoekt; allen zijn afgeweken, tezamen zijn ze onnut geworden; er is niemand die doet wat goed is, zelfs niet een!" En in de tweede brief aan Timoteus geeft hij een zeer somber beeld van de toekomst, wanneer de laatste dagen zullen aanbreken, voordat Christus komt. Beide beelden schilderde hij met dezelfde donkere tinten. Maar is iemand, die zware tijden voorziet en ook erkent dat zij eenmaal zullen komen een pessimist? Indien de situatie in de wereld inderdaad zo is als Paulus die tekent, dan betekent dit toch niet dat hij een pessimist is? Als we in Timoteus lezen over de afval en terugkeer naar de wereld van veel mensen, die eerst vrienden van Paulus waren, moeten wij hem dan hierom veroordelen tot iemand die alles van de donkere kant bekijkt? Wij hebben er geen enkel voordeel bij om vaststaande feiten, al zijn ze onplezierig, te ontkennen. Sommige mensen zijn enkel en alleen optimistisch omdat ze hier aan voorbijgaan en alles wat onplezierig is negeren. Ze lachen enkel vanwege hun onkunde. Anderen zijn optimistisch, omdat ze bang zijn voor de werkelijkheid, zij durven de moeilijkheden niet onder ogen te zien en steken, als een struisvogel hun kop in het zand. Zij sluiten hun ogen voor de harde werkelijkheid en gaan rustig door met het bouwen van luchtkastelen. Weer anderen leven zo oppervlakkig, dat zij alleen daardoor optimist zijn; zij geloven, dat de mensheid nog maar in de kinderschoenen staat en om die reden zondigt. Het is nog een onvolwassen gedrag en door de vooruitgang der mensheid zal ook eenmaal de zonde worden uitgebannen en "alles sal reg kom." Daarnaast zijn er nog de opportunisten, die bij de dag leven en de problemen naar de toekomst verschuiven met een: "na ons de zondvloed" mentaliteit. Zij plukken de dag en maken zich nergens zorgen over. Veel van het bovengenoemde optimisme kan men slechts onverantwoord en dwaas vinden.
Paulus was een eerlijk mens en vervelende dingen ging hij moedig te lijf. Hij wist in wat voor betreurenswaardige toestand de wereld zich bevond, toch verloor hij nooit de hoop voor de wereld. De heidenen hadden geen enkele "feeling" voor de geestelijke waarden, die Paulus voorstond, maar hierdoor liet hij zich niet weerhouden om met de verkondiging van het evangelie door te gaan. Hij geloofde dat ook de heidenen eenmaal het evangelie zouden aannemen. Hij was er zeker van dat eens "de Fi1istijn en de Tyriër, met de Moor", waarvan de dichter van de 87e psalm al had geprofeteerd, aan het Godsrijk zouden worden toegevoegd. Dit zou gebeuren en mogelijk zijn, dank zij de grote barmhartigheid van God, Zijn eindeloos geduld met de wereld en door de uitgestrektheid van de verzoening, die het hele menselijk geslacht omvat. Ook voor zijn volksgenoten had hij goede en gegronde hoop en hij gaf die nooit op. Zij hadden de Messias verworpen, maar het oordeel van de verharding in hun ongeloof, waaronder ze verkeerden zou niet voor altijd zijn. Tenslotte zouden ook zij Jezus aannemen en het nieuwe Godsrijk binnengaan. Deze hoop en verwachting van de apostel zijn des te meer opmerkelijk, als we letten op de totaal ontredderde wereld waarin hij leefde. Het was geen geringe zaak om in de eerste eeuw zo'n geweldige gebeurtenis te verwachten en zelfs aan te moedigen. De heidenen waren onverschillig voor de boodschap van Jezus en de Joden meedogenloos in het weerstaan en het verwerpen ervan, maar Paulus gaf zijn geloof en hoop nooit op. "Het is slechts een gedeeltelijke verharding", zegt hij, die "over Israël is gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, en aldus zal gans Israël zalig worden. Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk." De brief aan de Romeinen is niet een langdradig verhaal van een zwartkijker, maar een document van de hoop! De hele brief ligt ingebed in een glorierijke toekomstverwachting. Het is deze brief, waarin Paulus God een nieuwe naam geeft: "De God der hoop." De brief sluit af met een lofzegging op wat gebeurd is en op wat nog komen gaat. "Hem nu, die bij machte is u te versterken - naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen, maar thans geopenbaard en door profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God tot bewerking van gehoorzaamheid des geloofs bekend gemaakt onder alle volken - Hem, de alleen wijze God, zij, door Jezus Christus, de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen." Aan geen enkel somber feit wordt in deze brief voorbij gegaan, maar de hoop van Paulus ziet over de ellende van de poel des verderfs, waarin de mensen zich bevinden, heen en laat over dit alles het licht van de verzoening, die in Christus te verkrijgen is, vallen.
De tweede brief aan Timoteus is niet geheel vrij van donkere en sombere kleuren, maar toch heeft ook deze een sfeer van heerlijkheid en hoop. Het feit dat Paulus gevangen zit en dat hij juist nu wordt geconfronteerd met "kerkverlaters" brengt hem niet tot wanhoop. Er zijn deserteurs, zoals Hermogenes en Fygelus, die zich van hem hebben afgekeerd, maar niet allen; Onesiforus is hem trouw gebleven. Er zijn ketters, die de gezonde leer niet meer verdragen, zoals Hymeneus en Filetus, zij zijn uit het spoor der waarheid geraakt en breken het geloof van sommigen af, maar gelukkig niet van iedereen. Hun woord zal voortwoekeren als de kanker en zelf zullen ze het oordeel op hun hals halen, en hun ketterijen zullen tot niets leiden, want: "ongeschokt staat het hechte fundament Gods met dit merk: de Here kent de Zijnen." Er komen smartelijke en moeilijke tijden, mensen zullen de waarheid tegenstaan, maar alle tegenstand zal ijdel blijken te zijn in de ogen van de Heer. Hun staat hetzelfde lot te wachten wat Jannes en Jambres is overkomen, de opstandelingen die de autoriteit van Mozes betwistten en tegenstonden. "Het zijn mensen wier denken bedorven is en wier geloof de toets niet kan doorstaan." Velen zijn kittelachtig van gehoor geworden en lopen leraars achterna om nieuwe dingen te horen, maar het is niet de waarheid, het zijn oude ketterijen, gestoken in een nieuw jasje. De waarheidsgetrouwe leraars volharden in hun werk, wetende dat hen eenmaal de erekrans wacht. Demas heeft de tegenwoordige wereld lief gekregen, maar Lukas is Paulus nog trouw. Alexander, de kopersmid heeft hem veel kwaad berokkend, maar de Here zal hem vergelden naar zijn werken. Het eindoordeel van deze allen is zeker. Bij zijn eerste gerechtelijk onderzoek en verdediging had niemand hem bijgestaan niet een, allen hadden hem in de steek gelaten, maar God stond hem terzijde en gaf hem kracht, zodat hij ook voor het gerecht aan de velen, die nog nooit de naam van Jezus hadden gehoord, Hem kon verkondigen en ook daar tot zegen was. Over heel de brief ligt de lichtglans van een hoopvol hart. Geen spoor van wanhoop ontdekken wij er in. De brief eindigt tenslotte op een jubeltoon, met de woorden: "Ik ben uit de muil van de leeuw verlost’’. De Here zal mij beveiligen tegen alle boze opzet en behouden in Zijn hemels Koninkrijk brengen. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen."
Zowel in zijn hoop als in zijn geloof werd hij geïnspireerd door Abraham als voorbeeld. De hoop van Abraham was wonderbaarlijk. "Hij heeft tegen hoop op hoop geloofd." Er was geen enkele reden meer waaruit hij moed kon putten om te hopen. Maar Abraham bleef hopen. Zijn hoop werd door zijn geloof gevoed. Door zijn geloof was hij ook bekwaam om te hopen. Evenals Abraham bouwde Paulus zijn huis in het koninkrijk van de verwachting. "Want in die hoop zijn wij behouden", schrijft hij aan de Romeinen. "Maar hoop, die gezien wordt, is geen hoop, want hoe zal men hopen op hetgeen men ziet?" De dingen, die wij hopen liggen buiten ons gezichtsveld. De drijfkracht achter alles is onze hoop om eenmaal dat te ontvangen, wat ons is toegezegd." Indien wij echter hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten wij het met volharding." Hoop is de moeder van geduld en van nog vele andere deugden.
Paulus was erg op de toekomst gericht. Dikwijls beeldde hij zich de toekomst zo sterk in, dat hij alles al met geestesogen zag gebeuren. In zijn verlangen naar de toekomst vergat hij soms alles wat achter hem lag en strekte hij zich uit naar wat nog komen moest. Hij was eenvoudig niet in staat om over de moeilijkheden van het verleden te piekeren, wegens het blijde vooruitzicht om eenmaal de erekrans te grijpen, die hem was beloofd. De geest van hoop gaf zijn voeten vleugels en zijn hart de spankracht om verder te gaan. Wij hebben nog maar de eerste vruchten van de Geest ontvangen, maar zo komt de Geest toch onze zwakheid te hulp en verwachten we en wachten op alle dingen die ons beloofd zijn, maar nog niet zijn gekomen.
Door de hoop, die in hem was, jaagde de dood hem geen angst meer aan. Alle dingen werken mee ten goede voor diegenen, die God liefhebben en daarom zal de dood zelfs God helpen om Zijn plannen ten uitvoer te brengen. Het feit dat God, in Christus, de gelovige vrijspreekt en rechtvaardigt betekent, dat er nog veel meer volgt in de toekomst. "Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Hoe zal Hij, die zelfs Zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar Hem voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?" "Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepselons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here." Dit was Paulus' hoop!
Hij had goede hoop voor de kerk. Zijn hoop voor de kerk, was evenals de hoop voor hemzelf, gegrond op Christus. Christus had de kerk met Zijn eigen bloed gekocht en daarom was de toekomst zonnig en hoopvol. Al het andere was van generlei waarde meer en had voor hem afgedaan. Als een kaarsvlammetje flikkerde de kleine en nog zo jonge kerk in de wind, die waaide met de kracht van een orkaan. Het waren kleine, onbeduidende groepen mannen en vrouwen, soms nog niet helemaal los van duistere en verkeerde praktijken christenen onwaardig en wat konden dezen nu in de naaste en verre toekomst nog tot stand brengen? Hoewel "heilig" genoemd, leefden zij allerminst heilig. Hun geringe geestelijke kracht en grote wereldsgezindheid zorgden ervoor dat ze steeds opnieuw zich bezoedelden met de zonden van hun tijd. Dit bracht hen dan weer onder de invloed van de wereld, met al haar vleselijke begeerten en in de ban van de boze. Maar Paulus verloor nooit zijn hoop. Paulus keek, over de tegenwoordige tijd, met al zijn laag bij de grond zijnde en platvloerse gedoe en zijn vele teleurstellingen heen en dan ziet hij de ideale kerk, omringd met een hemelse glans, zonder vlek of rimpel of enig ander gebrek. Dat was de kerk waarvan hij gewaagde op te hopen, omdat hij wist dat God had besloten, dat de kerk zou zijn: "Heilig en onberispelijk, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is."
Omdat Paulus hoop voor de kerk 'van Christus had, kon hij ook hoop hebben voor het behoud van de mensheid. Het mensdom ligt verzonken in de zonde, maar een Man is in staat het uit dit moeras te halen en daarom is er gegronde hoop voor iedereen. Een Mens, die tevens God was, heeft de bevrijding aangebracht en daarom is de toekomst verzekerd. Maar het bewijs van de redding der wereld was nog niet zichtbaar. Het Romeins imperium toonde geen enkele inschikkelijkheid om de christelijke godsdienst te accepteren. Hier en daar werd een enkeling bekeerd tot Jezus, maar de grote massa ging er achteloos aan voorbij. Maar dit alles temperde Paulus' hoop niet. God regeert vanaf Zijn troon en Zijn beloften zullen eenmaal worden gerealiseerd. De Zoon van God had gezegd - "En als Ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik allen tot Mij trekken", en voordat dit gebeurt zal Hij door iedereen erkend worden als de Heer en de Zoon van God - "Opdat in de Naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is de Here, tot eer van God, de Vader!" Dit was zijn hoop. Het was een vlam, die rechtstreeks uit zijn hart kwam en geen enkele wind zou in staat zijn om deze uit te blazen.
Paulus had voor heel de wereld hoop. Veel was in duister gehuld en onverklaarbaar, maar toch liep alles volgens Gods plan, het openbaar worden van de kinderen Gods. "Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is." "Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden van de zonen Gods!‘’ Men zucht en steunt, maar de pijn is niet zonder doel. De wereld is in afwachting van de komst van de Zoon des Mensen. De wereld is, ondanks alles, onderworpen aan Gods wil en wordt door Hem bestuurd. Eenmaal breekt de dag aan, dat alles anders wordt, het verslaafd zijn aan zonde en de verschrikkelijke gevolgen ervan houden dan op en een nieuwe dageraad breekt aan voor de kinderen van God, vrij van zonde en schuld. Dit was ook zijn hoop.
Paulus' hoop groeide met de dag. Hij had in het leven ontdekt dat hoop het machtigste werktuig was waarover de mens met het oog op de toekomst kon beschikken. Het is de hoop, waardoor de boer op het land zwoegt. Geen mens zal ploegen zonder het vooruitzicht eens te oogsten. Geen mens zal dorsen zonder rekening te houden met de opbrengst van de korenschoven. Geen generaal zal met een veldslag beginnen zonder hoop deze ook te winnen. Het is de hoop, die de mens in staat stelt om het hoofd boven water te houden. Wanneer een soldaat de moed verliest, kan hij niet meer vechten en is de slag bij voorbaat verloren. Om deze reden schetst Paulus een christen als een soldaat in het leger van Christus: "toegerust met de helm van de hoop der zaligheid.‘’ Hierdoor houdt men stand en wordt er doorgevochten tot de overwinning is behaald en de vijand het hazenpad kiest. Een soldaat, die geen vertrouwen heeft in de goede afloop is reeds verslagen bij de aanvang van de strijd. Paulus was een meester in de oorlogvoering, omdat hij toegerust was met de geestelijke wapenrusting, het harnas van geloof en liefde en de helm van de hoop der zaligheid.
Wij kunnen veel van Paulus leren over de hoop, die niet beschaamd maakt. Veel van hetgeen wij hopen komt niet uit. Wij verwachten dingen, die nooit zullen komen en ook niet kunnen komen, omdat zij zo afwijken van Gods plan met ons. Ze zijn dikwijls werelds en gericht op ons zelf. Het is als met het bidden waarop de apostel Jacobus doelt: "Gij bidt wel maar ontvangt niet doordat gij verkeerd bidt, om het in uw hartstochten door te brengen." Hoeveel valse hoop is er niet, die de wereld alleen maar in het ongeluk stort. Grote verwachtingen komen dikwijls niet uit, omdat ze op drijfzand zijn gebouwd. De hoop van Paulus was gebouwd op het vaste fundament van God, Die Zelf de bouwmeester was. Zijn hoop was gegrond op en werd gevoed door zijn Godsvertrouwen. Dat is voor ons een les. Wanneer wij enkel onze hoop bouwen op het doorwerken van de beschaving, de vooruitgang der wetenschap en de voortgaande ontwikkeling van de mensen, of op de welvaart waarin nu velen delen, of op het leger en de democratie, die de gezamenlijke krachten bundelen, verdelen en controleren en wat er nog meer valt te noemen; dit alles is toch een bouwen op drijfzand en stort in bij de minste geringste tegenslag. Er is slechts een zekere grond van hoop en dat is God, de Vader van Jezus Christus onze Here! Alleen Hij zit op de wereldtroon, die eenmaal het eindoordeel uit handen zal geven aan Zijn Zoon. Deze is dan niet meer het Lam, dat ter slachting geleid wordt, maar een Leeuw, die een rechtvaardig oordeel zal vellen en tot Zich zal nemen, allen, die Zijn verschijning hebben liefgekregen. Alleen mensen, die herschapen beelddragers Gods zijn en onder leiding staan van de Heilige Geest, hebben op de aarde een toekomstverwachting, waarin ze niet zullen teleurgesteld worden. Hun leven ligt in de handen van God, die voor hen zorgt en hen draagt en alleen dit rechtvaardigt de hoop, dat het met hen niet zal aflopen zoals het afgelopen is met de inwoners van Babylon, Thebes, Rome en vele andere wereldsteden. Hun grootheid is met de namen van de bewoners vergaan, maar wie Jezus verwachten staan geschreven in het boek des Lams, dat op die grote dag zal worden opengeslagen. Daarom mogen wij met reikhalzend verlangen hiernaar uitzien. Dit is niet alleen de hoop van Paulus, maar van allen, die Zijn verschijning hebben lief gekregen door het zoenoffer dat op de heuvel Golgotha is gebracht. Hierin heeft God voorzien en hierop is onze hoop gevestigd! Het is niet voldoende om iets te weten, want weten is geen hoop, maar zekerheid. Wij hopen niet omdat wij het zeker weten, maar omdat wij het zeker verwachten! Verwachten alleen is niet voldoende. Het gaat om het verwachten van de dingen, die God in Jezus ons eenmaal schenken zal. Wij moeten geen geestelijke groei verwachten, als wij hardnekkig onze boezemzonden blijven koesteren en er geen afstand van nemen. Ook moeten wij geen vrede in ons hart verwachten, als wij ons enkel en alleen inspannen om er zelf beter van te worden en onze tijd op allerlei wijzen verspillen, terwijl er in het Koninkrijk van God zoveel werk te doen is. De hoop, die gevestigd is op God, de Vader van Jezus Christus, zal ons nooit beschamen: ‘’Al wie op Hem zijn geloof bouwt zal niet beschaamd uitkomen!‘’
Paulus laat in zijn verkondiging duidelijk blijken, dat die hoop en verwachting, die deze met zich meebrengt ook voor anderen, ja voor ieder, die gelooft, mogelijk is.
Wanneer Pau1us de woorden, ‘’geloof, hoop en 1iefde‘’ gebruikt dan noemt hij deze bij elkaar omdat ze niet te scheiden zijn. Op deze manier toont hij aan dat ze onafscheidelijk met elkaar verbonden zijn, het is het gereedschap van de ziel om door het leven te gaan. Het is onmogelijk er een van te scheiden, het drievoudig snoer is dan gebroken en kan geen dienst meer doen. We kunnen niet geloven zonder hoop en hopen zonder geloof.
We kunnen niet liefhebben zonder hoop en we kunnen niet hopen zonder liefde. Als we geloven, hopen we en als wij hopen geloven we. Het is moeilijk om Paulus' geloof te scheiden van zijn hoop, maar nog moeilijker is het om zijn hoop van zijn liefde te scheiden. Hij zegt dat de liefde van deze drie het meeste is, want liefde gelooft alle dingen en hoopt alle dingen. Paulus is groot in geloof en hoop en liefde. Paulus is geweldig in zijn geloof, maar evenzeer in zijn hoop. Ook hij had momenten van moedeloosheid, maar zijn hoop bleef staande. Altijd keek hij naar de toekomst. Hij wist dat na de nacht van geestelijke verlatingen er ook weer een dag aanbrak, waarop hij de nabijheid van God zou ervaren. De zomer volgt op de winter. Door lijden tot heerlijkheid, na oorlog de vrede. Hij zegt dat hij door de hoop is gered: "In die hoop zijn wij behouden."
Hij heeft hoop voor zichzelf, maar ook voor een ander, omdat zijn hoop in God rust. Zijn hoop was wel terecht want zij was gevestigd op Hem, de God der Hope. Die God der Hope vervulde hem ook met onuitsprekelijke vreugde en hij spoorde anderen aan om zich niet af te laten brengen van de God der heerlijkheid. Heel de schepping trekt profijt van Christus zoenverdienste en daarom had hij ook hiervoor hoop. "Hetzij Paulus, Apollos of Kefas, hetzij wereld, leven of dood, hetzij heden of toekomst, het is alles het uwe; doch gij zijt van Christus, en Christus is van God." Na deze bedeling komt er een nieuwe en gans andere, die hemel en aarde zal raken, wanneer Christus het koningschap overdraagt aan Zijn Vader. "Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij Zijn komst; daarna het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader overdraagt, wanneer Hij alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond zal hebben. Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al Zijn vijanden onder Zijn voeten gelegd heeft. De laatste vijand die onttroond wordt, is de dood, want alles heeft Hij aan Zijn voeten onderworpen. Maar wanneer Hij zegt, dat alles onderworpen is, is blijkbaar Hij uitgezonderd, die Hem alles onderworpen heeft. Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen." In deze wondervolle maar toch ook roemvolle hoop werkte, leed en overwon Paulus. Hij verwachtte de hoop, die weggelegd is in de hemelen.



Gepost op 20-08-2004 om 17:13 uur
614 keer gelezen

Alle verhalen van deze schrijver (Hugo Karels)

Dit werk is ingezonden op http://www.blocnoot.nl en blijft te allen tijde eigendom van de feitelijke auteur van het werk (of bloCnoot zolang de auteur niet kan worden teruggevonden). Zonder toestemming van de feitelijke auteur mag dit werk niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen. BloCnoot zal nooit toestemming geven indien de auteur niet teruggevonden kan worden. Mocht er sprake zijn van misbruik van de inhoud van het gepubliceerde werk op welke manier ook zullen er (in samenspraak met de auteur) stappen ondernomen worden.