| |||||
Zijn geloofszekerheid Met geloofszekerheid bedoel ik het geloofsvertrouwen van Paulus. Theologen hebben het woord "geloof’’ geannexeerd voor de dogmatiek en er zo menigmaal over gediscussieerd, dat nu niemand meer precies weet wat er onder verstaan moet worden. Er zijn in de loop de tijden veel definities van gegeven en we zien door de bomen het bos niet meer. Het scherpe ontleedmes heet er dikwijls in gesneden en van de oorspronkelijke betekenis niets overgelaten. Men kwam, na rangschikking, tot zoveel verschillende soorten geloof dat een normaal mens door al dit onderscheid, het spoor bijster raakte. Onze vaderen waren met ernst gericht op het reddende en zaligmakende geloof en in hun ijver kwelden zij voortdurend hun geweten, om zich niet op valse gronden een geloof toe te eigenen dat de toets der kritiek niet kon doorstaan en waarmee zij toch verloren zouden gaan. Zij probeerden door nauwkeurig en minutieus zelfonderzoek kenmerken te vinden, maar konden daar uiteraard niet objectief in zijn, kwamen er vervolgens niet uit en verkeerden dan hun leven lang in twijfel over de "zekerheid" van het geloof. Het is inderdaad moeilijk om het ware geloof te omschrijven. Men kan het een bepaalde vorm van innerlijke overtuiging noemen waaruit men kracht put of een levensprincipe waarnaar men altijd handelt, of een soort zelfvertrouwen waarop men bouwt en waaraan men alles toetst. Een ander noemt het een goddelijk vuur, waardoor ons enthousiasme wordt aangestoken of een onuitroeibare hoop op zaken, die wij niet zien en die het verstand niet kan onderzoeken. Het is eenvoudig niet mogelijk om geloof te ontrafelen en er een goede definitie van te geven. Ook Jezus heeft nooit een poging hiertoe ondernomen. We weten slechts van een schrijver uit het Nieuwe Testament, die geprobeerd heeft dit te doen; hij schreef de Hebreeënbrief en ook hij gaf het na twee pogingen op, door alleen te vermelden waartoe het geloof in staat is! Wat het geloof is weet men, door het zelf te ervaren, of door in contact te komen met iemand, die het bezit en er uit leeft! Wel kan ons het lezen van de geschiedenissen va de geloofshelden, die in de brief aan de Hebreeën genoemd worden veel helpen. Het zal ons ook meer inzicht geven in het geloofsleven van de apostel Paulus en hoe dat geloof bij hem functioneert. Paulus was het grote voorbeeld van geloof in actie! Hij is voor onze geloofskennis zo belangrijk, omdat hij in de wereld bekend staat als de "Apostel van het geloof". Hij is in het Nieuwe Testament het grote voorbeeld van een geloofsheld. "Geloof" behoorde tot een van zijn belangrijkste woorden, lag voor in zijn mond en altijd schreef hij er over, maar en het klinkt vreemd om dat te zeggen, over zijn eigen geloof sprak hij zelden of nooit. Hij vroeg wel aan zijn lezers, zich zijn ijver voor hen te herinneren, zijn geduld, zijn onbaatzuchtigheid, zijn lijden, zijn trouw, maar nooit vroeg hij hun zijn geloof te herinneren. "Wij wandelen door het geloof", was een van zijn geliefde uitspraken en daarom moeten wij, willen wij weten hoe Paulus geloofde, nagaan hoe hij wandelde "in geloof". Hij wandelde in de voetstappen van Jezus en zijn geloof stelde hem daartoe in staat. Zijn meest geliefde held in de Hebreeuwse geschriften, was de patriarch Abraham. Abraham stond niet alleen aan het begin van een nieuwe bedeling in de geschiedenis van het Hebreeuwse volk, maar ontsloot ook een nieuw tijdperk voor het hele menselijke geslacht! Hij was de vader van de Hebreeuwse natie, maar ook de vader van alle gelovigen uit het hele mensdom, die wilden leven naar de bedoeling van God. Hij was de vader van alle gelovigen, Joden, christen-joden en christenen uit de heidenen! Het geheim van Abrahams leven was in enkele woorden te zeggen, "Hij geloofde God." Hij heeft, zegt Paulus "tegen hoop op hoop geloofd." Hij geloofde tegen alles in. "Hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou." Hij wandelde door geloof en niet door aanschouwen en heeft daardoor getuigenis gegeven aan allen, die na hem kwamen. En in het voetspoor van het geloof van Abraham, dienen alle mensen te wandelen en Paulus deed niet anders! In deze geest schreef de apostel aan de Romeinen en dit kunnen wij nu ook lezen in zijn brief en in die, aan de Hebreeën. Abraham geloofde dat God er is en dat deed Paulus ook. Het was zijn diepste overtuiging. "Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken." Dat geloof liep als een rode draad, waarvan de spoel diep in zijn hart verborgen lag door zijn gedachten. "Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen.". "Een God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen." "Een God, de Vader, uit wie alle dingen zijn, en een Here, Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn, en wij door Hem." Hij zegt: "Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend." Zo geloofde Paulus. Hij wist zeker dat Gods wet gold voor alle mensen en op recht gegrond was. De Eeuwige God was voor hem een rots waarop hij kon bouwen. Schijnbare tegenstrijdigheden in Gods Woord veegde hij verontwaardigd weg. God was voor hem, de Weg, de Waarheid en het Leven. "God is waarachtig en ieder mens leugenachtig!" God had eens aan het Joodse volk een belofte geschonken en deze had haar vervulling gekregen in Jezus en Hij was de Messias. Want in Hem was de volheid van God aanwezig. God verzoende de wereld met Zichzelf door Hem, Jezus Christus. Hiervan was Paulus zeker. God is de Vader van Jezus Christus en Jezus lijkt op God. "Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien." Daarom helpt God ons, in Jezus Christus en is Hij, net als bij Abraham, onze vriend, wanneer wij in Christus zijn. Omdat Paulus zeker wist dat God in Christus was, was hij ook zeker van de overwinning. Mensen kunnen verlost worden van hun zonden, het is geen vergeefse strijd die gestreden wordt, de uitkomst staat vast. God verzoent in Christus de mensen van zonden en schuld. "Zo is er dan geen veroordeling voor hen, die in Jezus Christus zijn", want Christus maakt vrij van de wet der zonde en de dood! Paulus weet dit uit eigen ervaring. Overwinnen, door het gebed, is nu ook zeker. Het smeulende vuur in zijn hart laait weer op. Mensen behoeven niet meer als slaven te bidden, maar mogen dat doen als kinderen. Nu het geloof gekomen is zijn ze niet meer onder de tuchtmeester, maar zij zijn vrijen en hebben het recht van zonen verkregen. "Gij zijt dus niet meer slaaf, doch zoon; dan ook erfgenaam van God!" Zij mogen God nu Abba, Vader noemen. De Heilige Geest getuigt in hun harten van dat kindschap Gods en alles wat Christus toebehoort komt ook hun toe als erfgenamen. Zij bidden nu in de Geest van Christus en Deze komt hun zwakheden te hulp. Zij weten niet naar behoren te bidden, maar nu pleit de Geest zelf voor hen met onuitsprekelijke verzuchtingen en wie, beter dan Gods Geest, weet wat in hun harten leeft en naar de bedoeling van de Geest gebeden moet worden? Paulus weet dit alles zo goed uit eigen ervaring. Omdat God in Christus is, is het ook waardevol om voor Hem te werken. Een medewerker kan er van op aan, dat hij in staat gesteld wordt goed werk te doen. Tegen Festus en Agrippa zegt Paulus: "Als een getuige, die hulp van God heeft ontvangen tot op deze dag, sta ik hier dus voor klein en groot." Iedereen, die in Gods wijngaard werkt, wordt ook door Hem geholpen. "Ik, Paulus, heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de wasdom." God doet het meeste van al het werk, wij zijn slechts medearbeiders. "Daarom, noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, die de wasdom geeft." Geen enkel werk is ijdel in de Heer! Paulus heeft als een kundig bouwmeester het fundament gelegd waarop anderen kunnen bouwen, maar ieder zie wel toe, hoe hij daarop bouwt. Want het wordt door Christus beoordeeld en getoetst of het standhoudt! "Daarom, mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwankelbaar, te allen tijde overvloedig in het werk des Heren, wetende, dat uw arbeid niet vergeefs is in de Here." Paulus was in dienst van God en daarom was hij er zeker van dat hij door Hem elke dag ook werd geleid. Lukas vertelt ons hoe de prediking van het evangelie in Europa aanving. Het kwam daar, nadat eerst een aantal tegenslagen moest worden overwonnen. De moeilijkheden begonnen al in Antiochië. Paulus en Barnabas waren van plan een tweede grote zendingsreis te maken, maar door een twist, over het wel of niet meegaan van Johannes Markus, scheidden hun wegen; Paulus nam een andere medewerker en Barnabas vertrok naar Cyprus, ditmaal zonder Paulus. Paulus besloot toen in de provincie Asia het woord te brengen. Hij was er gereed voor, maar ondervond allerlei tegenslag, Lukas schrijft: "Maar de Heilige Geest verhinderde hen het woord in Asia te spreken." Op welke manier de Geest hem tegenhield, weten wij niet. Het zijn allemaal gissingen en vermoedens, die wij bedenken. Een van de mogelijkheden is, dat er op dat moment in die streken een malaria-epidemie heerste en dat Paulus, wijs geworden van de vorige reis, probeerde te voorkomen weer ziek te worden. Dit behoeft niet vreemd of onwaarschijnlijk te zijn. Waarom zou de Heilige Geest niet kunnen spreken door gebruik te maken van een epidemie, als wij weten dat Paulus later nog eens radicaal zijn plannen moest herzien, omdat er een complot tegen hem gesmeed was? Onze Bijbe1 zegt daarover: "De Joden smeedden een aanslag tegen hem, terwijl hij op het punt stond om over zee naar Syrië te gaan en hij kwam tot het besluit door Macedonië terug te keren." In een betrouwbaar, oud handschrift, staat zelfs: "De bedoeling was naar Syrië te zeilen, maar de Geest weerhield hem ervan!‘’ Door uitwendige omstandigheden sprak de Geest, maar evengoed door gewone ingevingen, die in zijn gedachten opkwamen. Om bepaalde redenen was Asia niet geschikt en daarom richtte hij zijn blikken op Europa, nadat hij opnieuw door de Geest werd tegengehouden. "En bij Mysië gekomen, poogden zij naar Bitynië te reizen, maar de Geest van Jezus liet het hun niet toe.’’ Hij voelde zich niet meer door de Geest geleid. Ook nu weten wij niet op welke wijze de Geest van Jezus dit aan Paulus bekend maakte, het wordt ons niet verteld, maar waarschijnlijk is het zo gegaan; zij naderden de provincie en realiseerden zich, dat er in dat gebied geen grote steden waren en daarom nam Paulus een andere beslissing. Hij was niet van plan naar Troas te gaan, maar uiteindelijk kwamen hij en zijn medereizigers daar wel aan. Twee deuren waren voor hem gesloten gebleven, doch Paulus was hierdoor niet ontmoedigd en raakte zeker niet in paniek. Hij geloofde God. Hij wist dat op een of andere manier God een deur zou openen om verder te gaan met Zijn werk. Paulus was overtuigd, dat zijn opdracht om het evangelie te verkondigen nog niet door God was ingetrokken. Evenals Abraham, was hij geroepen en werd hij door gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, zonder te weten waar hij komen zou. Hij wandelde door geloof en niet door aanschouwen. In Troas wist hij nog steeds niet waar hij heen moest gaan, maar 's nachts gebeurde er iets merkwaardigs; hij kreeg een "gezicht". Hij droomde en in die droom zag hij een Macedonisch man, die hem toeriep: "Steek over naar Macedonië en help ons!" Toen Paulus ontwaakte vertelde hij 's morgens aan zijn medereizigers, Silas, Timoteus en Lukas de droom en zij trokken de conclusie dat op deze wijze God tot hem gesproken had. Spoedig waren zij op weg naar Neapolis. Aldus wies het woord van Jezus en werd het nu ook verkondigd in een ander werelddeel. De reis erheen was onzeker en niet doelbewust gepland, maar Paulus ging verder: "zonder te weten waar hij komen zou." Dit is nu het mooiste voorbeeld van een geloof in actie! "Ga, waarheen ik u zal zenden!" Mensen raken dikwijls ontmoedigd wanneer God hun plannen in stukken breekt en zij voor gesloten deuren komen, maar Paulus vertrouwde op Gods leiding en toen hij door Hem geroepen werd was hij opnieuw gereed om te gaan en gehoorzaamde God. Net als Abraham, geloofde hij God en "het werd hem tot gerechtigheid gerekend." Zijn gehoorzaamheid was een geloofsdaad! Het kwam door zijn geloof dat Paulus veel moest lijden. Toch kan lijden in Gods plan nooit het laatste woord hebben, daarvoor is Zijn liefde te groot. Wij mogen God niets ongerijmds toeschrijven, omdat wij maar ten dele kennen! Lijden is er door de gebrokenheid van de wereld, veroorzaakt door de zonde, maar zal eenmaal een afgedane zaak zijn door het zoenoffer van onze Here Jezus. Het is van voorbijgaande aard! Paulus roept uit: "Want ik ben er zeker van, dat het 1ijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden." Met reikhalzend verlangen wacht heel de schepping op deze gebeurtenis omdat ook zij, in al haar delen, zucht en in barensnood is. Maar Paulus ervaart, dat het nog niet zo ver is, hij zegt: "Om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij zijn gerekend als slachtschapen", maar dan jubelt hij het uit: "Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad!" Hij is er van verzekerd, dat: "noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepselons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here." Dit is geloof in "optima forma" van de allergrootste schoonheid. Vanwege zijn geloof viel Paulus bedreiging en hoon ten deel van de Grieks- Romeinse wereld. Evenals Mozes verdroeg hij dit alles, ziende de Onzienlijke. De laatste eeuw zijn er over Paulus' leven geen nieuwe dingen aan het licht gekomen. De kloosterbibliotheken, de grafkelders, grotten en zandheuvels zijn alle doorvorst door serieuze geleerden op aanvullende informatie, maar geen enkele vondst heeft ook maar iets opgeleverd, dat ons meer kennis kan verschaffen over de woorden en het leven van de apostel. Geen brief aan of van hem en geen enkele verwijzing naar Paulus in Griekse of Romeinse geschriften zijn gevonden, die nieuw licht werpen op zijn persoonlijk leven. Niets is ontdekt dat onze weetgierigheid bevredigt of ook maar iets kan toevoegen aan de informatie, die wij bijvoorbeeld reeds over zijn voorgenomen reis naar Spanje hebben. Maar, hoewel er geen nieuwe dingen over Paulus zelf zijn gevonden, weten wij inmiddels wel veel meer over de tijd waarin hij leefde. De laatste honderd jaar is de kennis hierover enorm toegenomen. In onze tijd weten wij veel over het sociale, politieke en culturele leven van de landen waarin Paulus reisde en het evangelie verkondigde. Wij begrijpen nu veel beter de invloed, die de godsdienst in de eerste eeuw op de bewoners uitoefende en hoe zij hiermee omgingen. Dit nieuwe licht over de antieke wereld, geeft ook meer licht over het leven van Paulus zelf. Wij zijn nu in staat om de machten, waarmee Paulus steeds moest vechten in te schatten en kunnen ons de kolossale kracht van deze man nog beter voorstellen. Wanneer wij ons verplaatsen naar de wereld waarin hij leefde; realiseren wij ons pas goed de buitengewone dimensie van zijn geloof. De grote steden schuwde hij niet om daar zijn tent op te slaan. Daar, in de centra van de cultuur, in het hol van de leeuw, waagde hij zich als Jood, nam de strijdbijl op en daagde de wereld uit om tot een hoger levensdoel te komen. Hij hield van Efeze, omdat de stad zo groot, rijk en machtig was met grote invloed op de omringende plaatsen en landen. De grote tempel, gewijd aan Diana, maakte Efeze tot een aantrekkelijke en boeiende stad. De eredienst van Diana, was de eerste grote godsdienst waartegen Paulus de handschoen opnam. Haar tempel was over de hele wereld beroemd en werd zelfs, door zijn grote schoonheid, tot een van de zeven wereldwonderen gerekend. De ceremoniën, die bij haar eredienst behoorden, waren magistraal van uitvoering en brachten velen in bekoring, ja, zelfs tot extase en lieten bij velen een diepe indruk achter. Haar invloed was merkbaar in het leven van alle mensen, die haar vereerden. Reeds eeuwen lang had haar kracht de hele streek en alle omliggende steden in haar greep en haar macht leek onbreekbaar en onbetwist. In de schaduw van deze beroemde en buitengewone tempel, met zijn indrukwekkende eredienst aan een machtige godheid, staat op zekere dag een Joodse reiziger een nieuwe opvatting over God te verkondigen. Paulus durft dit aan en is er ook stellig van overtuigd, dat zijn denken over God eens door vele anderen zal worden overgenomen. De vereerders van Diana zouden dan het voze en lege van de heidense ceremoniën van zich afleggen en langzaam maar zeker zou heel het trotse bouwwerk van Diana afgebroken worden en haar glans verbleken. Paulus bezat geen kerkelijk gebouw, geen tempel, geen altaar en er waren ook geen kerkelijke geleerden of officieel aangestelde geestelijken, niets van al het genoemde, waarvan mensen vinden dat het nodig is voor een godsdienstige beweging. Het simpele sacrament van het avondmaal, met het breken en het eten van een stukje brood, gevolgd door het drinken van een teug wijn, stond in geen enkele verhouding tot de magistrale offerdienst, gebruikelijk bij de verering van Diana in haar majestueuze tempel. In de ogen van de mensen had dit geen enkele waarde en vonden ze het verachtelijk, een lachwekkende vertoning. Zij waren gewend aan ingewikkelde rituele handelingen en wat het eten betrof, aan enorme zwelgpartijen in de speciale eetzalen van de tempel. Maar Paulus waagde het om te geloven, dat alleen eenvoudige en bescheiden middelen, zoals brood en wijn, voldoende waren om Jezus' dood te gedenken door het vieren van dit sacrament. Het sacrament overwoekerde hier niet de betekenis van Jezus' dood. Het breken van het brood, wat het afbreken van Jezus' lichaam symboliseert en het drinken van de wijn, waarbij aan het vergoten bloed gedacht wordt, was voor hem voldoende. Wat was er nog meer nodig voor het hart? Was Jezus zelf niet de allergrootste Gave van God de Vader aan de mensen? Paulus had geen achterban, die hem in moeilijke kwesties rugdekking kon geven. Hij was niet door hoogwaardigheidsbekleders aangesteld, maar eenvoudig uitgezonden met een zegen en na handoplegging door een aantal gelovigen in Antiochië. Hij had geen prestige en kon niet steunen op een christelijke traditie; hij moest het enkel en alleen doen met dat ongelofelijke verhaal, dat hij vertelde en waarin hijzelf met hart en ziel geloofde. Het was de geschiedenis van een Man, die als een misdadiger gekruisigd werd tot de dood erop volgde, begraven werd, maar weer opstond, zich daarna vertoonde aan Zijn discipelen en vele andere volgelingen en toen ten hemel opvoer om van daaruit Zijn volgelingen te leiden. En van Zijn troon in de hemel zal hij eenmaal het hele menselijke geslacht oordelen naar hun werken, hetzij goed, hetzij kwaad. Hij was Koning, Priester en Profeet tegelijk en zo kon Hij triomferen over alle machten in de hemel en op de aarde. Wat Paulus in Efeze deed, deed hij ook in Athene. Al meer dan duizend jaar werd de stad beheerst door het geloof in vele goden. Dit geloof was van geslacht op geslacht doorgegeven, in dichtkunst, gewoonten en via het religieuze denken van het gewone volk, maar het vertrouwen van de apostel in Gods openbaring in Jezus Christus was zo groot, dat hij ook hier de handschoen opnam tegen de valse godsdienst, ondanks de infiltratie ervan in het hele maatschappelijke en sociale leven. In het centrum van de stad, onder de ogen van filosofen en priesters, vertegenwoordigde hij de ware God en durfde het aan te verklaren, dat deze God eenmaal als rechter elke natie zal oordelen, door een Man, die eens in Judea gekruisigd was, maar opstond uit de dood. Paulus ging niet in discussie, maar vertelde eenvoudig aan de mensen, wat hij geloofde en wat tevens de waarheid was. Dezelfde methode volgde hij ook in Rome. Toen was hij geen vrij man meer, zijn boeien hinderden hem fysiek, doch zijn geloof leed er niet onder, want ketens hebben geen grip op de waarheid. Rome was het belangrijkste centrum van de wereld, maar Paulus was niet bang en schaamde zich er niet voor om ook daar, in de stad van de grote Caesar te zeggen, dat de werkelijke wereldheerser zijn voortreffelijke Meester was, met de naam Jezus. Het was zijn geloof dat hem de kracht gaf voor deze finale in het Romeinse rijk. Hij proclameerde het kruis van Jezus boven de Romeinse adelaar en daar is moed en geloofsvertrouwen voor nodig om dat op deze plaats uit te roepen! Als Paulus over God spreekt, dan trillen zijn stembanden van ontroering, hij heeft dan geen enkele twijfel, geen angst of vrees en aarzelt niet om de waarheid te zeggen. Normaal probeert hij zich voorzichtig uit te drukken om toch maar niemand te kwetsen. Dan lijkt hij op iemand, die zijn eigen weg gaat, weinig zelfvertrouwen toont en zijn eigen mening in twijfel trekt. Maar wanneer hij over God spreekt dan is alles anders en blaakt hij van ijver en toont hij een onwankelbaar zelfvertrouwen. Nooit is twijfel aan God in zijn hart opgekomen of heeft kans gezien er binnen te sluipen om hem aan het wankelen te brengen. Onzekerheid over Gods soevereiniteit en leiding is hem onbekend. Zijn geloof is zeker en staat zo vast als een rots! Om deze reden straalt hij zelf ook een rotsvast vertrouwen uit en kan daarom tot de geloofshelden worden gerekend. ‘’Ik vertrouw op God!‘’ zei hij tegen de ontmoedigde en angstige bemanning op het dek van een zinkend schip en geïnspireerd door zijn woorden, vatten ook zij weer moed en bonsden hun harten van nieuwe hoop. Geloof is een vorm van energie, die als een vonk overslaat van hart op hart. Van de weeromstuit gaat een ander ook geloven. Hoe was het met Paulus gesteld aan het einde van zijn leven? Wanneer er geen vuiltje aan de lucht is, is geloven niet zo moeilijk, maar meestal is het anders. De weg is donker, wolken verduisteren de horizon en elk moment kan het onweer losbreken. Met de stortvloed van regen, die dan volgt, spoelt ook het laatste greintje geloof weg. Het grote geloofsvertrouwen, dat men in de jeugd bezit, gaat op latere leeftijd soms dezelfde weg als de ondergaande zon die, op het laatst in nevelen gehuld, ondergaat. Het geloof behouden tot de laatste snik is een gave van de Geest en onmogelijk in eigen kracht te volbrengen. Paulus leefde in een donkere wereld. Op de troon van het Romeinse keizerrijk zwaaide een van de slechtste keizers de scepter, maar dan wel als een scherp zwaard. De staatsgodsdienst had alle kracht verloren en bood geen enkel houvast meer voor de gewone bevolking. De grote massa leefde, zonder hoop en zonder God in de wereld. De welgestelden wentelden zich in een poel van verderf en waren ontstellend oppervlakkig. Buiten de grote steden was het leven grof, platvloers en gedompeld in verschrikkelijk bijgeloof. Het leven van Paulus had hem met beide facetten van de samenleving in aanraking gebracht en uit eigen ervaring wist hij hoe deze mensen gebonden waren aan duistere machten. Vele malen was hij in zijn leven geconfronteerd met de laagste sociale klasse en met de totale verdorvenheid van de welgestelden. Het was bij hem geen genade voor recht, integendeel, voor goeddoen ontving hij enkel ondankbaarheid, wreedheid en laster werden dikwijls zijn deel. Dat was de dank, die hij ontving van velen, die hij op een hoger levensplan wilde tillen. De mensen waaraan hij zijn leven had gewijd waren traag in het horen, maar snel in het spreken en het geloof was als een mosterdzaadje. Aan de Korintiers schreef hij eens: "Weest geen kinderen in het verstand, maar in de boosheid; wordt in het verstand volwassen." Bij de ontwikkelden was het geloof in Jezus onbekend en bij de onwetenden onbemind en veracht. Aan het einde van zijn leven zit Paulus in de gevangenis. Hij heeft nu de tijd om rustig zijn moeilijke levensweg te overdenken, met alle "ups en downs". Geklonken in boeien kijkt hij de dood in de ogen. Steeds weer moet hij aan Timoteus denken. Op een dag besluit hij hem een brief te schrijven. Timoteus is zijn zoon, bij hem kan hij als bij geen ander zijn hart uitstorten. En wat schrijft hij aan hem? "Ik ben aangesteld als verkondiger, apostel en leraar. Om die reden draag ik ook dit lijden en ik schaam mij daarvoor niet, want ik weet op wie ik mijn vertrouwen heb gevestigd, en ik ben er van overtuigd, dat Hij bij machte is, hetgeen Hij mij toevertrouwd heeft, te bewaren tot die dag." Hij is zeker van de vergelding! En dan reciteert hij enkele regels, uit een couplet, van een lofprijzing, welke hij of zelf gemaakt heeft of door de verschillende gemeenten in de eredienst gezongen werd. "Immers, indien wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven; indien wij volharden, zullen wij ook met Hem als koningen heersen; indien wij Hem zullen verloochenen, zal ook Hij ons verloochenen; indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw, want Zichzelf verloochenen kan Hij niet." Jaren daarvoor, had hij aan de Korintische kerk geschreven: "Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw prikkel? Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus." Dezelfde klank, galmt nog na in zijn hart. "Want wat mij aangaat, reeds word ik als plengoffer geofferd en het tijdstip van mijn verscheiden staat voor de deur. Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden; voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar allen, die Zijn verschijning hebben liefgehad." Aan het eind van deze brief, onder aan de laatste bladzijde, treffen wij het laatste getuigenis aan van zijn onwankelbaar geloofsvertrouwen, de zekerheid van het geloof, die hij uitstraalde in zijn laatste levensdagen."De Here zal mij beveiligen tegen alle boze opzet en behouden in Zijn hemels Koninkrijk brengen. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen." En zo, aan het eind van zijn leven, toont Paulus hetzelfde rustige onwankelbare vertrouwen in God, wat Jezus Christus ten toon had gespreid, vanaf de dag van Zijn doop in de Jordaan, tot op de dag van Zijn offerdood op Golgotha's heuvel. De schrijver van de Hebreeënbrief noemt Jezus: "de Leidsman en voleinder van het geloof, die, om de vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods. Vestig uw aandacht op Hem!’’ Het was Jezus, die Paulus' grote voorbeeld was. Zijn zoenoffer verloste hem van zijn zonde, Zijn leven was hem tot voorbeeld. "Niet ik", zou Paulus hebben gezegd: "maar het is Jezus Christus, die in mij woont en mij hiertoe heeft bekwaam gemaakt." "Mijn roem bij God is dan ook in Jezus Christus. Want ik zal het niet wagen van iets anders te spreken dan van hetgeen Christus door mij bewerkt heeft." Wij weten niet welke Paulus' laatste woorden waren, maar voordat zijn hoofd van het lichaam gescheiden werd bij zijn terechtstelling door een Romeins executiecommando, zullen zijn laatste woorden, in de geest van Stefanus, als een gebed zijn uitgesproken: "Here Jezus, reken hun deze zonde niet toe!" En dan zal hij gezegd hebben, zoals eenmaal Stefanus, die Jezus' woorden weer gebruikte: "In Uw handen, beveel ik mijne geest." |
|||||
|