| |||||
Zijn godsvrucht We komen nu tot het hart van Paulus' karakter zijn godsvrucht. Hij was vroom tot in de wortels van zijn bestaan en werd er totaal door beheerst. Er zijn mensen waarbij godsdienst iets aparts in hun leven is, maar bij Paulus is godsdienst zijn bestaan. Leven en godsvrucht zijn bij hem een geheel! Sommige mensen zij alleen godsdienstig op de kerkelijke feestdagen anderen weer bij onverwachte gebeurtenissen of bij hoogtepunten in hun leven, op momenten van gevaar, bij ziekten, geboorten, huwelijken of bij het naderen van de dood. Maar voor Paulus was godsdienst het meest wezenlijke van heel zijn existentie, hij was ermee doordrenkt en had het nodig zoals een vis het water Hij kon er niet buiten. Het was de dampkring waarin hij adem moest halen, de zuurstof die hij nodig had om door te gaan met ademhalen. Godsdienst beheerste zijn leven elk uur van de dag. Hij toonde weinig belangstelling voor filosofie, literatuur of kunst en met zaken al politiek of diplomatie hield hij zich niet op. Hij had maar een grote interesse en dat was de godsdienst, daar werd hij mateloos door geboeid en beïnvloed. Geen portret van hem is kompleet, als dit feit, zijn leven met God, genegeerd wordt. Zonder zijn vroomheid erbij te betrekken zal hij een mysterie blijven, een onoplosbaar raadsel. Religie was de drijfveer achter zijn gedrag en de verborgen bron van zijn kracht. Het zat zo diep in hem en het was zo hartstochtelijk en vurig, dat gevoel van vroomheid, dat wij hem rustig een religieus genie kunnen noemen. Met godsvrucht bedoelen wij een nauwgezet leven dat totaal op God is gericht. Het is een persoonlijke houding tot God. Het geweten van Paulus was volkomen afgestemd op zijn relatie met God en die beleefde hij zeer intens. ‘’In God leven wij, bewegen wij ons en zij wij‘’, verkondigde hij aan de Grieken in Athene. Bij velen van ons is dat godsbesef niet meer aanwezig, bij sommigen latent, maar Paulus leefde in de wetenschap dat God zijn bestaan was. Hij was zeker van God, zeker van Zijn bestaan, zeker van Zijn Persoon, zeker van Zijn goedheid, zeker van Zijn actieve deelname in menselijke aangelegenheden in het algemeen en bij Paulus in het bijzonder. Vanaf zijn geboorte had God hem apart gezet voor een speciaal werk. Hij was een uitverkoren vat. Het was Gods keuze geweest om in hem Zijn Zoon te openbaren en Deze aan alle heidenen te prediken. God leidde hem elke dag. Soms sprak Hij tot hem door verrukking van de geest, dan weer in dromen, maar ook door prikkels van buitenaf of het neigen van het hart door bepaalde gebeurtenissen. God was in hem: "Die zowel het willen als het werken in hem werkt", en hij, Paulus deed het met grote vreugde. Waar Paulus ook heen ging, overal zag hij God. Hij is de grote gever en weldoener. "Hij geeft aan allen leven en adem aan alles wat leeft." Hij bestuurt de wereld en heerst over de mensen. Alle naties behoren Hem toe en zijn in de belofte begrepen. "God heeft alles bepaald en beschikt", predikt hij tot de Atheners. "Hij heeft uit een enkele het hele menselijke geslacht gemaakt om op de ganse oppervlakte van de aarde te wonen en Hij heeft de hun toegemeten tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald, opdat zij God zouden zoeken, of zij Hem al tastende vinden mochten, hoewel Hij niet ver is van een ieder van ons." Alle eeuwen door heeft God zich aan de mensen openbaar gemaakt. Hij maakte zich bekend aan de Hebreeuwse profeten, aan de Griekse dichters, in de vruchtbare seizoenen, in het onderhouden van de wereldorde en de kosmos, maar vooral door Zijn komen in de volheid van de tijd, van Zichzelf in de gestalte van Zijn Zoon Jezus Christus. In al Gods handelen met de mensen neemt Hijzelf altijd de eerste stap. Hij roept. Hij geeft aan het mensenhart Zijn Geest. Hij maakt mensen bekwaam om tot Hem te bidden. Hij helpt de mensen om zich van de knellende banden van de zonden te bevrijden. God Zelf bracht het belangrijkste offer, de dood van Zijn eigen Zoon!’’ God echter bewijst Zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is." God maakt woning in het menselijk hart. Zijn Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn! Het is Christus onder ons, de hoop der heerlijkheid en alles wat wij bezitten is een goddelijke gift. "En wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt?" Genade en vrede en kracht en liefde, alles ontvangen wij van God. Paulus' geloof en hoop is in God en zijn aanstelling als apostel komt eveneens van God. Dit bewustzijn van Gods aanwezigheid vloeit als een krachtige waterstroom onderhuids in Paulus' leven en komt, op bepaalde momenten, naar de oppervlakte en spuit er dan uit. Soms bemerken wij iets van de geweldige spanning die dit met zich meebrengt. Paulus is machtig in argumenteren, maar er zijn momenten dat hij zo door gedachten over Gods goedheid overstelpt wordt, dat hij het niet meer onder woorden kan brengen en uitbarst in lofprijzing. "O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk Zijn wegen! Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet? Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen." Vanwege zijn godsvrucht, houdt hij ook van bidden. Altijd is hij in gesprek met God. Zijn gebedsleven is een van de meest in het oog lopende en meest opvallende karaktertrekken. Niemand kan het Nieuwe Testament lezen, al doet men het oppervlakkig en vluchtig, zonder onder de indruk te komen van de plaats, die het gebedsleven bij Paulus inneemt. Dat is door niemand weersproken en daarover is nooit enig misverstand geweest. Er zijn dingen in het leven van de mens, die schuil gaan achter diens persoonlijkheid en waarover geen gesprek mogelijk is, en dit is er een van. Paulus was een man van gebed. Er zijn geen tegenstrijdigheden tussen zijn brieven en het boek van de Handelingen der Apostelen. Men heeft wel geprobeerd deze aan te tonen door te wijzen op verschil in tijdsvolgorde en op enigszins andere beschrijvingen van historische gebeurtenissen, maar er is geen enkele discrepantie tussen het karakter van de man, die al de brieven schreef en de man, waarover Lukas in "De Handelingen" schreef. In beide is Paulus een man van gebed. Lukas vertelt, hoe Paulus met de oudsten op het strand van Milete neerknielde en bad. Paulus deed hetzelfde met de oudsten van Efeze en Lukas vertelt ook, hoe Paulus van Tyrus afscheid nam: "Hij verzamelde de hele gemeente om zich heen, knielde neer en bad met hen. " In zijn brieven lezen wij precies hetzelfde: altijd boog hij zijn knieën en bad. Boven al zijn brieven en gebeurtenissen met hem, die vermeld zijn in de Handelingen, mag wel met grote letters staan: "Zie hij bidt." Verschillen tussen de pastorale en de leerstellige brieven hebben dikwijls discussies uitgelokt, omdat zij elkaar zouden tegenspreken. Het zou dan gaan om verschillen in uitleg, gebruik van andere woorden voor dezelfde feiten en dat weer veroorzaakt door een andere zienswijze. Maar nooit is er enig verschil geconstateerd tussen al deze geschriften. als het zijn gebedsleven betrof. De man, die de pastorale brieven schreef, hechtte evenveel waarde aan de kracht van het gebed, als de man die brieven schreef aan de Romeinen. Korintiers, Galaten, Efeziers, Filippenzen, Kolossenzen en aan de Tessalonicenzen. Er zijn kritische vragen te stellen en ook is een en ander, in zijn brieven, moeilijk te verstaan. Ook zijn er vragen over de juiste toedracht van bepaalde gebeurtenissen en over de chronologische volgorde, die de geleerden soms tot wanhoop brengen in hun pogingen om alles op een "rijtje" te krijgen, maar dan betreffen deze vragen nooit de gebedspraktijk van de apostel. Hierover is de Schrift duidelijk. Niets van de vroeg-christelijke kerk is zo zeker als het feit dat de grootste van de apostelen een man was, die altijd in gesprek was met zijn God en daar zeer veel tijd voor uittrok. Paulus was altijd in gebed. Als hij anderen vermaant om zonder ophouden te bidden, dan spoort hij ze aan zijn voorbeeld te volgen. Aan Timoteus vertelt hij, hoe hij hem altijd opdraagt in zijn gebeden, dag en nacht. De Kolossenzen verzekert hij: ‘’Ten allen tijde bidden wij voor u, daar wij gehoord hebben van uw geloof in Christus Jezus en van uw liefde, die gij alle heiligen toedraagt." Hij bidt niet alleen voor zichzelf, maar ook voor anderen. Zijn gebeden zijn als een fontein, die hoog de lucht in spuit en nooit ophoudt. Als hij voor zichzelf bidt dan draagt hij ook gelijk zijn gemeenten op voor de troon der genade. Wij weten dat door de brief, gericht aan de Kolossenzen, goed te lezen. "Wij houden niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van Zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen.’’ Aan de Filippenzen, schrijft hij: "En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds overvloediger moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid, om te onderscheiden, waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus, vervuld van de vrucht van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God." Als hij bidt voor zichzelf of voor anderen, dan vangt hij zijn gebed altijd aan met het verzoek: "Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede.’’ Het is de heerlijkheid van God en het verlangen naar de komst van Zijn Koninkrijk die in elk gebed steeds opnieuw de belangrijkste rol spelen. Al zijn gebeden zijn informeel, intiem en spontaan. Zijn bidden lijkt op een gesprek van een kind met zijn vader. Het is een voorbeeld van eenvoud, ontzag, eerbied en afhankelijkheid. Het heeft op geen enkele wijze iets weg van een monoloog, maar veel meer van een dialoog. Hij zegt of vraagt niet alleen iets, maar hij is in gesprek met God, zijn Vader! Paulus spreekt en God spreekt terug. Paulus vraagt en God antwoordt! Als hij zich tot het gepeupel in Jeruzalem richt, haalt Paulus zijn eerste gebed aan dat hij uitsprak tot Jezus op de weg naar Damascus, het was een heel eenvoudige vraag: "Wie zijt Gij, Here?‘’ en toen hij hierop antwoord kreeg, was zijn tweede gebed eveneens een heel simpele vraag: "Heer, wat moet ik doen?" Hij verhaalt van een van zijn gebeden, die hij destijds in de tempel had uitgesproken. Het lijkt wel een puntgave dialoog. Hij vertelt wat de Heer hem zei en wat hij antwoordde en wat daarop God hem toen weer zei. Paulus was er ten diepste van overtuigd, dat God op deze wijze met mensen omgaat en dat op deze manier een mens kan weten wat de wil van God is. Niet altijd was Paulus in staat om in zijn gebeden alles onder woorden te brengen. Hij had ook gebeden zonder woorden, dat waren dan sprakeloze verzuchtingen. Dan ontsnapte er maar een woord uit zijn mond: "Abba, Vader" of drukte hij zich verder in "tongentaal" uit, het instrument van de Geest, die op zo'n moment de mens te hulp komt, wanneer woorden niet meer kunnen zeggen, wat het hart ervaart. Dan ruist er iets door de mens als een elektrische stroom die door draden stroomt, onzichtbaar maar toch met een onweerstaanbare kracht. De Geest van God werkt dan als een stroom van levend water, die vanuit zijn binnenste vloeit. Dan werd hij door Gods Geest aangegrepen en met Zijn tegenwoordigheid vervuld. Hij werd dan zo overstelpt door dankbaarheid, vreugde, vrede en liefde, dat menselijke woorden te kort schoten. Hij stond dan op de drempel van Gods heerlijkheid en de stroom van woorden, die hij wilde uiten, maar niet kon spreken vonden een uitweg in de bedding van de Heilige Geest. Dan brak soms de Geest van God zo door in zijn ziel, dat hij bijna overging op het gebruik van hemelse taal, te wonderlijk om uit te spreken en te melodieus om te zingen. Zo stichtte hij zichzelf door te spreken, te bidden en te zingen in tongen. En wie zou in staat zijn en het aandurven om dit te belemmeren? Met een stille verwondering nemen wij er kennis van en zullen er zelf naar streven. Soms raakte Paulus tijdens zijn gebed in geestvervoering. Hij bad dan sprakeloos en verlangde vurig naar God, pleitend op Christus' zoenverdienste en smekend om Gods aanwezigheid. Zo rap van tong als Paulus gewoonlijk was, zo sprakeloos en stil kon hij worden in tegenwoordigheid van God, hij werd dan met een vrede vervuld, die alle verstand te boven gaat. In de gebeden van Paulus komt duidelijk en klaar ook zijn persoonlijkheid naar voren. Op al zijn karaktertrekken valt hierdoor, als het ware, een helder licht van boven, op zijn vriendelijkheid, tederheid, onbaatzuchtigheid, voornaamheid, eerlijkheid, ijver, grootmoedigheid, vroomheid, op zijn openheid en vooral op zijn bijzondere liefde en wij vangen een onschatbare glimp op van het meest innerlijke van Paulus' ziel en gemoedsstemmingen. Paulus hield ervan over godsdienst te praten. Zijn eigen religieuze ervaring was voor hem het meest kostbare bezit, dat heel zijn leven beïnvloedde en in beweging bracht en hij hield ervan, om aan iedereen, die luisteren wilde en er belang in stelde daarover te vertellen en ook wanneer hijzelf nodig vond, dat het aan de orde moest komen. Hij vertelde het aan het gepeupel, dat maar van een verlangen was bezeten - hem te verscheuren. Hij vertelde het opnieuw in Caesarea aan de Romeinse procurator Festus en aan de Joodse Koning Agrippa. Dat verbazingwekkend gevoel zat achter al zijn denken en schrijven en achter alle daden die hij deed. Dit was het licht dat God in zijn hart liet schijnen en waardoor hij de heerlijkheid van God zag door het beeld van Christus. Heeft Jezus zelf niet eenmaal gezegd: "Wie Mij gezien heeft, heeft ook de Vader gezien." Vanaf het uur, op de weg naar Damascus, dat hij God in Jezus zag, is Paulus nooit meer opgehouden om met God te spreken en Hem in Christus te danken, te loven en te prijzen. Of hij nu sprak tot de boerenbevolking in Lystra of tot de filosofen te Athene, zijn favoriete onderwerp was altijd God. God, die lag hem na aan het hart en het luisterde bij hem nauw om Deze te allen tijde en aan alle mensen bekend te maken. "Ik behoor Hem toe, ik vereer Hem en Hij heeft bij mij gestaan" - zo spreekt hij trots tot de bemanning, die op het dek stond van een zinkend schip en zo, op deze wijze, stelde hij anderen door zijn godsdienst gerust, mensen die volledig in paniek verkeerden en de dood voor ogen hadden. God navolgen en aan Hem gelijk zijn waren Paulus' grootste ambities. Menigeen vreest God met als belangrijkste doel, de toekomende toorn te ontvlieden en men gelooft daarom in God. Maar Paulus dacht hier anders over en dit was zijn drijfveer niet. Hij had geen vrees voor de hel en sprak er daarom blijkbaar nooit over. In al zijn schrijven nam straf geen in het oog lopende plaats in. Vele vrome mensen hebben Gods zegen hun leven lang nagelopen en niet gevonden. Het was Paulus niet alleen om het geluk van de hemel te doen. Zonder God is hij, noch in deze, noch in de toekomende wereld gelukkig. Hij wilde deel hebben aan de goddelijke natuur. Zijn diepste verlangen was een man te worden, die voor Gods aangezicht kon bestaan. Hij had geen andere ambitie, dan een mens te worden, die God voor ogen had in het aardse paradijs. Een volkomen mens die God diende, loofde en prees en tot alle goed werk was toegerust. Hij wilde niets anders zijn, dan de mens die God in gedachten had,, toen hij door Hem genoemd werd, een dienaar van Zijn Zoon. Het doel van al zijn handelen is, het winnen van de ereprijs, gelijk worden aan het karakter van de Zoon van God, Jezus Christus. Hem te kennen en de kracht van Zijn opstanding en Hem te volgen in Zijn lijden en daarna, voor altijd bij de Here te zijn, dat is de hemel die Paulus zich voor ogen stelt. Zijn leven is, werken op Gods akker - met drang mensen overreden om zich door Christus, met God te verzoenen. Zijn permanente waarschuwing is: "Wij zijn gezanten van Christus, alsof God door onze mond u vermaande; in naam van Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen! "In zijn brief aan de Kolossenzen schrijft hij heel accuraat wat dat werk nu precies inhoudt: "Christus onder u, de hoop der heerlijkheid, Hem verkondigen wij, wanneer wij ieder mens terechtwijzen en ieder mens onderrichten in alle wijsheid, om ieder mens in Christus volmaakt te doen zijn. Hiervoor span ik mij ook in." Naast Paulus' religieuze gevoelens staat zijn theologie. De theologie van een mens is de intellectuele uitdrukking van zijn geestelijke ervaringen, het logisch rangschikken van feiten tot een samenhangend geheel, zij is de vrucht van alle overpeinzingen, die het hart bezighouden en door de geest van de mens worden doordacht. Paulus wist, dat God met Christus een nieuwe weg was ingeslagen, een heilsweg, niet meer alleen voor de Joden, maar voor de hele wereld, de heiden incluis. Christus is hierin de spil waar alles om draait en daarom is zijn theologie een christologie. Centraal in zijn vocabulaire is de naam "Christus". Hij leeft in Christus. In Christus doet hij alle dingen. Het is Christus die in hem woont. Hij leeft in gemeenschap met Christus en is niet langer zichzelf. Dit alles stond in het teken van zijn ervaring op de weg naar Damascus. De slagschaduw van deze gebeurtenis viel over heel zijn verdere leven. Toen, voor de poorten van deze stad heeft hij Christus in het aangezicht gezien. Hij werd toen geconfronteerd met een liefde die zo volkomen was, dat heel zijn leven op slag veranderde. Paulus kreeg Jezus lief, hartstochtelijk lief en nooit zou hij dit moment meer kunnen vergeten. Het oude leven was voorbij en het nieuwe ving aan. Wat vroeger belangrijk was bleek waardeloos te zijn en wat hij verworpen had bleek het meest waardevolle te zijn. "Zie, Ik maak alle dingen nieuw", was een woord van Jezus, gezegd tegen Johannes op Patmos, maar op de weg naar Damascus door Paulus reeds ervaren. Heel zijn oude natuur werd getransformeerd tot een nieuwe. Liefde nam de plaats van de wet in. Christus maakte hem vrij. De Geest van Gods Zoon nam hem volkomen in bezit. Een nieuwe kracht werd over hem vaardig. Hij werd omgord met kracht uit de hoge, later zegt hij: "Ik vermag alle dingen in Hem, die mij kracht geeft." God is in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende. Christus is het beeld van de onzichtbare God en in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk. Als God in Christus is, dan is de dood van Christus niet een teken van ondergang, maar van overwinning. Zijn sterven lijkt op een teken van zwakte, maar het is juist een bewijs van de kracht van God. Het lijkt allemaal dwaas en zinloos, maar het is wijsheid van God. Door het kruis van Christus redt God de wereld. Hier staat Goddelijke tegenover wereldse wijsheid. ‘’Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods." Hij verderft de wijsheid der wijzen en vaagt weg het verstand der verstandigen! Heeft God de wijsheid van de wereld niet tot dwaasheid gemaakt? Door Christus ontving Paulus een reeks van nieuwe ervaringen: gevoelens van vrede, kracht, hoop, vreugde en liefde namen bezit van hem. God was hiervan de oorzaak. Zij moesten wel van God komen, want alleen Hij is een God van vrede en kracht en hoop en liefde en blijdschap. Temidden van alle rampen en tegenspoed ervoer Paulus deze Goddelijke bijstand in de vorm van een stroom, die God liet opwellen in zijn beproefd hart en hij wist dat deze gevoed werd door de God der volharding en der vertroosting. Zo kon hijzelf weer anderen helpen en vertroosten. "Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting, die ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost, waarmede wijzelf door God vertroost zijn geworden.’’ God is de Vader van de Here Jezus Christus. Dit is de God, die hij aan de mensen moet gaan verkondigen. Het kruis en de opstanding van Jezus zijn onderdelen van een zeker plan. Alles wat de wereld overkomt moet in dit licht gezien en uitgelegd worden. Het is een onderdeel van een Goddelijk geheimenis, dat in Christus tot vervulling komt. Het is de weg van God, die Hij gaat met Joden en heidenen om zondige mensen vrij te spreken van schuld en straf. In Christus worden zij rechtvaardig, omdat God genade voor recht laat gelden. Dit evangelie, deze goede boodschap, moet Paulus verkondigen, dat was zijn theologie. Door zijn diep religieus besef en zijn alert doordenken van alles wat hij meemaakte ontwikkelde hij, wat wij nu zouden noemen, een ervaringstheologie, die voor alle tijden gold. Sommige van zijn theologische gedachten spreken ons nu minder aan dan zijn tijdgenoten en een aantal van zijn uitspraken zijn onvoldoende onderbouwd met redelijke argumenten. Hij was hierin een kind van zijn tijd, leefde in die tijd en sprak de taal van die tijd. Hij moest de problemen oplossen met het gereedschap, dat de Rabbijnen en filosofen in die dagen hiervoor beschikbaar hadden. Hij was gevormd door die tijd, had dezelfde vooroordelen en inzichten van die tijd en drukte zich ook in de gangbare begrippen van die tijd uit. Hierdoor draagt zijn theologie dan ook het stempel van zijn tijd. Wat toen waar was is ook nu waar, maar wij moeten het soms wel anders zeggen. De inspiratie van de Geest verandert niet en geldt voor alle tijden, maar de tijden zelf veranderen wel! Daarnaast leert Jezus te allen tijde als gezaghebbende, maar Paulus zijn leven lang als een rabbijn, een bekeerde schriftgeleerde! Theologie verandert van eeuw tot eeuw, maar Gods zelfopenbaring is blijvend voor alle tijden. Theologie is het doordenken en uitleggen van deze openbaring in de tijd, waarin de theoloog leeft. Wij kunnen ook zeggen, het spreken en verk1aren in het dialect van deze tijd. Het kritisch doorlichten van een actuele prediking. Theologie moet een doel en een adres hebben en dat is, mensen met God verzoenen, zodat zij ervaren dat Hij leeft, ook in hun tijd! Wat het hart voelt en ervaart in relatie met God dat is de ware godsvrucht. Theologie is ook; leven voor God! Geloven in God! Geloof moet gepaard gaan met het inwendige getuigenis van de Heilige Geest. En dat getuigenis heeft het Woord van God tot inhoud. De mens die gelooft, bevindt dat het Woord van God waar is. Geloof, godsvrucht en bevinding mogen niet gescheiden worden van elkaar. Bepalend is niet het gevoel, het verstand of de stemming, maar alleen het Woord geldt. Toch blijkt bij het lezen van de Schrift, dat sommige zaken ons direct aanspreken en wij die kunnen praktiseren, maar andere hebben een nadere uitleg nodig. Paulus' bijbelse exegese over de val van de mens Adam en de oorsprong van de zonde, de verkiezing, zijn rechtvaardigingsleer blijven in alle tijden waar, maar moeten wel in begrippen van onze tijd worden uitgelegd. Zijn toewijding tot Christus, zijn zekerheid van het geloof, zijn liefde tot God, zijn gevoel van het kindschap gepaard met vrijheid en vreugde, zijn vrede en blijheid, zijn zekerheid van de vergeving van zonden, zijn aanbidding en totale overgave, zijn hoop op de erekrans en het eeuwige leven in Christus, dit alles, om niet meer te noemen, is ook in onze tijd helder, direct te begrijpen en de onvergankelijke erfenis van een man die leefde uit het geloof, met gevoel en ervaring en kennis van de wijsheid van God, geopenbaard in Jezus Christus. Paulus' morele overtuiging was gegrond op zijn godsbesef. God bestaat en in Jezus Christus is hij in Hem en daarom volgt hij Jezus. ‘’Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke godsdienst." "Als gevangene in de Here, vermaan ik u dan te wandelen waardig der roeping, waarmede gij geroepen zijt." Hij vermaant om niet te zondigen, omdat het lichaam een tempel is van God. Hij spoort de gelovigen aan om de waarheid te spreken, omdat zij "gehee1 anders zijn.‘’ Hij moedigt aan om mild te zijn in het geven, omdat Christus Zichzelf voor ons gegeven heeft en Zelf voor ons arm werd. Hij veroordeelt partijschap en ijdel gedrag, omdat dit alles tot niets leidt. Hij vermaant tot nederigheid: ‘’In ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender.‘’Hij veroordeelt heerschappij voeren over de ander en wijst op de dienstknecht gestalte van de Heer. Hij vermaant gehoorzaam te zijn, omdat Christus gehoorzaam geweest is tot de dood en wij weten uit de Hebreeënbrief, dat Christus Zelf door lijden gehoorzaamheid geleerd heeft. Eerst de visie, dan de uitvoering. Eerst de waarheid, dan het gezag. Eerst God, dan een gehoorzaam leven. Paulus duldt geen enkele uitzondering, de christelijke ethiek staat bij hem hoog aangeschreven! Onze eeuw is niet meer godsdienstig en wij maken een enorme kerkverlating mee. De grote massa denkt niet meer over God na. Men is voornamelijk nog maar geïnteresseerd in de vooruitgang van wetenschap en techniek. De kracht van het geloof in God is ingeruild voor de macht van het bijgeloof in het occultisme, de vloek van onze eeuw. God is dood is de leuze, de godsverduistering is begonnen en de vraag naar de levende God, de schepper van hemel en aarde, maar ook van de mens heeft afgedaan. God is een sta-in-de-weg voor de moderne mens en het hindert hem wanneer Hij voor de voeten loopt. God is tot een van de vele hypothesen geworden, waarvoor men wel of niet kan kiezen en in geloven. De leer van de evolutie vindt men realistischer dan wat de Bijbel zegt over het begin van alles. God wordt naar de laatste plaats verdrongen. Sentimentele gevoelens verwart men met godservaringen. De kerk zelf is ook verdrongen naar de rand van de samenleving en de meeste hebben een noodlijdend bestaan. Wanneer er bedrijvigheid en leven is, dan gaat het dikwijls of om eigen belangen, of om georganiseerde filantropische hulp, die weinig meer met het christenzijn van de gelovigen te maken heeft. Het werk voor de kerk vindt men belangrijker dan de arbeid voor God en de communicatie met Hem staat op een laag pitje. Velen zijn al jaren uitgesproken. Het geloofsboek is uit, dichtgeslagen en opgeborgen op de rommelzolder bij de antiquiteiten. Sociale acties geven meer bevrediging en resultaten dan evangelisatieactiviteiten. De gevolgen van dit alles zijn bekend. Persoonlijke gebeden zijn verdrongen door transcendente meditatietechnieken om toch de rust te vinden, die alleen in God wordt gevonden. Want onrustig is ons hart tot het rust vindt in God, zei reeds lang geleden de kerkvader Augustinus. Het ontbreekt de kerk aan daad- en Geestkracht. Lofprijzing en aanbidding worden als vreemde eenden in de bijt ervaren en overdreven geacht, uitingen van een overspannen geest. Maar gebeden van dankzegging kunnen niet opkomen uit matte harten, die vervuld zijn van materialisme. De onmacht van de kerk is spreekwoordelijk en men gaat ten onder aan het onderling getwist over bijkomstigheden. Het schriftgezag staat op de helling door de ongenuanceerde publicaties over de resultaten van de moderne bijbelwetenschap. De schriftkritiek verslaat zijn duizenden. Er is sprake van discriminatie, onrecht, vijandschap en dwaalleer, die de pijlers van de gevestigde kerken tot op haar fundamenten ondergraven en verwoesten. Alleen de praktijk van godzaligheid, die het gevolg is van de godsvrucht kan de kerk voor verwording bewaren en uit deze impasse halen. Toch zal de kerk overleven, want Christus zal niet toestaan dat zij onderuit gehaald wordt door al deze aanvallen van de boze. De grootste nood van de mensheid is dat zij de ware God niet meer kent en erkent. Alleen door een zuivere Woordverkondiging en een christelijke levenswandel van de gelovigen zullen anderen opgewekt worden om ook Christus te gaan volgen. Wat wij nodig hebben, maar helaas missen, is een persoonlijkheid als Paulus, die vrijmoedig sprak: "Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg." Hij was een levende brief voor anderen, omdat zijn leven met Christus verborgen was in God. |
|||||
|