| |||||
De apostel Paulus groet zijn vrienden en gemeenten (Romeinen 16 en Kolossenzen 4:7-18) ‘Ik zend mijn groeten aan u allen in Rome’, lezen we aan het einde van de Romeinenbrief en de brief aan de Kolossenzen sluit Paulus af met een eigenhandige groet, ’dat is mijn waarmerk in elke brief', zegt Paulus aan het eind van de Tessalonicenzenbrief, want de meeste van zijn brieven zullen door een secretaris geschreven zijn en dan was zijn handtekening en persoonlijk geschreven groet wel van belang om de echtheid van de brief te onderstrepen. Het was zijn manier om de brieven te ondertekenen. Alleen de brief aan de Galaten schrijft hijzelf en dan nog wel met 'koeienletters'. Hij sluit deze tenminste af met de bekende woorden, die al veel stof tot discussie hebben opgeleverd. 'Ziet met hoe grote letters ik u eigenhandig schrijf.’ De apostel Paulus was een man met buitengewoon veel sociale contacten. Iedereen die dit op zich in laat werken beseft dat men te doen heeft met iemand die beslist niet zonder vrienden, discipelen, bekeerlingen en gemeenten kon leven. En daar viel nu werkelijk iedereen onder, van hoog tot laag! Standen en rangen, het maakte voor hem allemaal niets uit. Hij had tot iedereen wat te zeggen: Van koning Agrippa tot de minst aanzienlijken van Korinte toe. Het is duidelijk dat iemand met zo’n extravert, naar buiten gekeerd karakter, navenant evenveel vijanden had. Droeg de één hem op handen, een ander kon zijn bloed wel drinken. Dit brengt een intens sociaal verkeer met absolute standpunten nu eenmaal met zich mee. Dit is ook de reden dat er over deze apostel zo veel misverstanden bestaan. Paulus een vrouwenhater? Vergeet het maar, blijkbaar heeft men dan alleen 1 Korinte 7 gelezen en niet de rest van zijn brieven. En heeft men zelfs bij het lezen van dit hoofdstuk echt de oren te luisteren gelegd? De 'jongedochters' in onze gezindte in ieder geval niet. Zij trouwen er ‘lustig' op los zich niet bekommerend om Paulus advies om dat niet te doen! Inmiddels houdt men zich wel aan de 'zwijgteksten' die de dames verbieden te spreken in openbare erediensten, welke in feite in dezelfde situatiegebonden context uitgesproken zijn. Toppunt van inconsequentie en op de klank afgaande exegese, zonder enige studie van de omgeving waarin dergelijke teksten staan. Maar daar hebben we het nu niet over. Wie waren de vrienden van Paulus? Hoe ging hij er mee om en wat deden deze vrienden voor hem? Hij was in elk geval met hart en ziel aan hen verbonden. Zelfs de gemeenten kende hij van binnenuit. In zijn persoonlijke en talrijke groeten noemt hij velen met name. Hij leefde intens mee. Hij was blij met de blijden en weende met de wenenden. Het sneed door zijn ziel wanneer er onenigheid en strijd waren in de gemeenten. Hij identificeerde zich volkomen met de mensen die hem na aan het hart lagen. Soms voelde hij zich als een vader, die kinderen heeft verwekt: 'Al hebt gij duizenden opvoeders in Christus, gij hebt niet vele vaders. Immers, ik heb u in Jezus Christus door het evangelie verwekt' (1 Korinte 4:15). Maar soms vergeleek hij zichzelf met een vrouw, die kinderen gebaard heeft. Hij schrijft bijvoorbeeld aan de Galaten: 'Mijn kinderen, terwille van wie ik opnieuw weeën doorsta, totdat Christus in u gestalte verkregen heeft' (Galaten 4:19). Dat alles duidt op een intense betrokkenheid en geestelijke verbondenheid tussen Paulus en zijn gemeenten. Nog een paar algemene opmerkingen Ik noemde al dat Paulus vooral door zijn karaktereigenschappen zowel zeer goede vrienden, maar ook felle bestrijders had, met de laatstgenoemden had hij soms grote aanvaringen en beet hij fel van zich af. Meestal waren het eigen geloofsgenoten, de Judaisten, die onrust brachten in de gemeenten, na het vertrek van Paulus. Wat hem betrof mochten ze zich laten 'versnijden' nu niet bepaald een elegante uitdrukking en blijk van goedwillendheid om iemand een castratie toe te wensen. Maar ook met Elymas, ook wel Bar-Jezus genoemd had hij een forse aanvaring en gaat zo maar door. Ik denk aan Simon de tovenaar (Hand. 8) die de wind van voren kreeg en waarover zelfs een vloek werd uitgesproken. Maar deze conflicten gingen bij Paulus toch nog minder diep dan de ruzie en onenigheid die hij kreeg met Barnabas en Petrus op het apostelconvent te Jeruzalem. Barnabas zijn grootste vriend, de man die hem introduceerde bij de discipelen te Jeruzalem, na zijn abrupte, bekering die hem in de ogen van iedereen, die zijn vorige leven kende, verdacht maakte, een overloper, een renegaat, juist met deze man kreeg hij ruzie en moest hij in het openbaar bestraffen. En het zat diep, want even later kreeg hij opnieuw met hem aan de stok toen hij weigerde Barnabas zijn neef, Johannes Markus, opnieuw mee te nemen. En ook Petrus, de man die na de introductie van Paulus door Barnabas in Jeruzalem, hem alles had verteld over het leven van Jezus moest er toen, tijdens dat convent, eraan geloven. Het tekent wel zijn karakter dat later uit zijn brieven blijkt dat alle ruzies en conflicten weer waren bijgelegd en hij waarderend over genoemde personen sprak. Vrouwen Al even aangehaald. Hij was beslist geen rokkenjager maar wanneer we de groeten nauwkeurig lezen dan breek je bijna je nek over al de dames die hij aanhaalt. We denken aan Priscilla, de vrouw van Aquila, meestal in zijn groeten als eerste genoemd, aan Lydia de purperverkoopster, Euodia en Syntyche, die met bijzonder overgave de voortgang van zijn werk hadden bevorderd. 'Help Febe', schrijft hij, 'Help haar zoveel mogelijk. Zij zelf heeft vele anderen geholpen en ook mij'. En Maria om niet meer te noemen, allemaal medewerksters die zoveel voor hem betekend hebben. Vrienden en discipelen Onderscheid is moeilijk te maken. Silas en Apollos waren het beide, maar in feite waren dat ook Lukas, Timoteus, Titus, Epafroditus, Erastus, Filemon. Zijn stamgenoten, Lucius, Jason en Sosipater. Maar ook Gajus, Quartus en Erastus met nog vele anderen. Hoe leefde hij mee als hij bemerkte dat het er met één niet goed ging. 'Trofimus heb ik ziek achtergelaten te Milete', schrijft hij en Timoteus adviseert hij wat wijn te drinken wat zijn maag goed zal doen. Wat een verdriet heeft hij wanneer een van zijn discipelen, vrienden, of medewerkers het 'bijltje' er bij neer legt. 'Kerkverlaters', die deserteren, zoals Hermogenus en Fygelus, 'zij zijn uit het spoor der waarheid geraakt en breken het geloof van sommigen af, maar gelukkig niet van iedereen. Hun woord zal voortwoekeren als de kanker en zelf zullen ze ook het oordeel op de hals halen'. Zij haken af maar ongestoord zal het hechte fundament van God blijven staan! Voor Demas bleek de wereld aantrekkelijker te zijn en ook hij was weggegaan, en wat een verdriet klinkt er in zijn woorden dat bij zijn eerste gerechtelijk onderzoek en verdediging niemand hem had bijgestaan - niet één, allen hadden hem in de steek gelaten, maar de Here had hem niet verlaten! Maar van zijn kant uit probeerde hij steeds zijn medewerkers te motiveren en op te bouwen in geloof. Bij tijd en wijle stak hij ze een hart onder de riem. Hij beveelt Markus aan en zegt dat hij waardevol is en Timoteus dat ze hem goed moesten ontvangen en ter wille zijn en niet moesten tegenwerken. En wie moet nu niet denken aan de brief die Paulus meegaf aan Onesimus voor zijn heer Filemon om hem goed te ontvangen en alles te vergeven? Een enkele maal was hij heel persoonlijk in zijn verzoek of opdracht: 'Breng mijn boeken en vooral de perkamenten mee', schrijft hij aan Timoteus, en ook mijn mantel die ik te Troas bij Karpus liet liggen.' De mantel verwarmde zijn oude lichaam en zijn boeken zijn hart! Een mens zal nu eenmaal nooit lang ongelukkig blijven zolang hij nog in staat is om een goed boek te lezen! Gemeenten en ouderlingen Het reilen en zeilen in de gemeenten was Paulus tot een voortdurende zorg. Hij stond er mee op en ging er mee naar bed. Wat een problemen in Korinte, maar ook wat een genadegaven! Hij leefde met elke gemeente mee en zij met hem. De oudsten van Efeze hielden van Paulus met een liefde die niet onder woorden is te brengen. Door emoties overmand konden ze zich alleen uitdrukken door hem te omhelzen met tranen in de ogen. Hij was in hun huizen ontvangen en in hun hart en daar was hij altijd gebleven, ook na zijn vertrek! Bij zijn afscheid van de gemeente te Milete barstten zij allen in groot geween uit en vielen Paulus om de hals en kusten hem herhaaldelijk, het meest bedroefd over het woord, dat hij gesproken had, dat zij zijn aangezicht niet meer zouden zien. Zelf werd hij gelukkig door al deze liefde en aanhankelijksbetuigingen gesterkt en getroost. Wat een bemoediging kreeg hij op zijn reis naar Rome van de mensen die hem tegemoet gelopen waren halverwege de weg bij Forum Appii en Tres Tabernae, ‘en toen Paulus hen zag, dankte hij God en greep moed!’ Na deze 'enkele' opmerkingen zullen we nog even de groetenlijst van de Kolossenzen brief doorlopen. Tychcicus, een metgezel van Paulus op z'n derde zendingsreis. Wie hij was, is niet bekend, maar Paulus noemt hem elders een geliefd en getrouw broeder. Zijn goede staat van dienst blijkt ook wel uit zijn opdracht om samen met Onesimus, ook al een getrouwen geliefde broeder, de geadresseerden op de hoogte brengen van de omstandigheden waarin Paulus, tijdens zijn gevangenschap, verkeerde. Wie Onesimus is hoef ik niemand meer duidelijk te maken. Hij is de weggelopen en bekeerde slaaf uit de brief aan Filemon. Paulus schrijft aan zijn heer Filemon dat Onesimus hem tot groot nut geweest is. En dat is duidelijk. De bewegingsvrijheid van de apostel was uiteraard zeer beperkt en Timoteus vermoedelijk veel afwezig, nu kon Onesimus veel hand en spandiensten verrichten. Aristarchus, was een medewerker van Paulus uit Thessalonica, die vrijwillig de gevangenschap met hem deelde. Dat Marcus de neef van Barnabas is staat in de tekst vermeld en Jezus, ook Justus genoemd is een volbloed Jood, die Paulus niet beschaamt, ondanks zijn afkomst. Een getrouw dienaar, dat is het enige wat van hem bekend is. Van Epaphras is meer bekend. Hij was de stichter van de gemeente te Kolosse en wordt ook elders in Paulus brieven genoemd en altijd ook met de toevoeging: een getrouw dienaar. Nu was hij in ieder geval bij Paulus op bezoek of mogelijk voor instructies, maar zijn gemeente was hij niet vergeten. Dagelijks bad hij voor haar en niet alleen voor Kolosse maar ook voor de omliggende gemeenten van Laodicea en Hierapolis. Demas was hier nog in functie, misschien als secretaris? In elk geval hij was nog bij Paulus evenals de geliefde geneesheer Lukas. Over laatstgenoemde valt zoveel te zeggen dat ik deze keer maar over hem mijn mond houd. Verzen 15 en 16 tonen weer duidelijk dat de brief, evenals vele anderen van Paulus, het karakter heeft van een rondzendbrief. Ze moet ook in Laodicea worden voorgelezen en die van Laodicea in Kolosse! Dit zullen zogenaamde huisgemeenten zijn geweest. Het lijkt een stille wenk van Paulus om alles goed te laten verlopen. Nympha is tweeslachtig! De Statenvertaling kiest voor de mannelijke vorm van de naam, Nymfas en wij lezen hier vrouwsnaam. Misschien was haar achternaam Kameleon en dat zou dan het een en ander kunnen verklaren. Niemand die het weet. Tenslotte wordt nog de naam Archippus genoemd. Volgens de kanttekeningen vermoedelijk een huisgenoot van Filemon en ook een medewerker van de apostel die hem in in de bediening bevestigd heeft. Dan ondertekent de apostel Paulus de brief met zijn eigenhandige groet, verzoekt de gemeente om hem in zijn gevangenschap te gedenken en vervolgens wenst hij de gelovigen van Kolosse Gods genade toe. |
|||||
|