| |||||
Het was haar nooit eerder opgevallen, maar nu zag ze pas dat hij krulletjes in zijn nek had, onderaan zijn verder steile haar. 'Gek,' dacht ze, 'ik heb toch al zo vaak achter hem gefietst...' Ze bestudeerde al fietsend de krulletjes. Ze waren nog donkerder dan de rest van zijn donkerbruine haar. Misschien kwam het door het vochtige weer dat zijn haar nu krulde. Haar zus kreeg altijd een kroeskopje van deze nattigheid. Zwaar fietste het met dit weer. De wind kwam met onverwachte vlagen van voor en opzij over de weilanden. Haar vingers klemden zich vast om het stuur. De spieren in haar benen spanden zich om flink door te trappen en zo beter in evenwicht te blijven. Ze zag de schouders in het blauwe jack vóór haar voorover buigen richting het stuur. 'Hij heeft het nog zwaarder dan ik,' dacht ze. 'Hij houdt voor mij nog wat wind tegen.' Ze boog zelf ook voorover om meer gestroomlijnd te kunnen fietsen. Af en toe moest ze op de trappers gaan staan om haar fiets in bedwang te houden. Lopen was geen optie. De negen kilometers die ze moest afleggen waren te ver om lopend te overbruggen. 'Hoe houdt hij het vol?!' dacht ze. Zelf was ze zo buiten adem dat het bijna zwart voor haar ogen werd. Toch volgde ze zijn rug. Stug fietste hij door. De miezerige regen striemde harder en de wind werd kouder. Haar ogen liepen vol van het regenwater dat van haar capuchon afdroop. Zijn haar was inmiddels kletsnat. De krulletjes waren nu steil en spits geworden. Ze zag hem niet één keer het water van zijn gezicht vegen. Zijn rug... Ze was er nu helemaal op gefocust. Het was haar enige steunpunt in deze strijd om vol te houden. Zijn achterkant gaf haar vertrouwen. Vertrouwen dat ze er zou komen. Hij ging immers voor haar uit... |
|||||
|