| |||||
De drie admins keken Prinses verbouwereerd aan. Tot nu toe was Hadassa heel beheerst gebleven, maar de kreet die ze zojuist geuit had, leek uit het diepst van haar ziel te komen. De verbouwereerde blikken veranderden in vragende uitdrukkingen op de gezichten tegenover haar. Er laaide een heftige strijd op in Prinses' gemoed. Emoties overmanden haar, maar ze moest óók handelen... Ineens voelde ze zich zo klein en zo machteloos. Ze maakte met haar hand een afwerend gebaar naar de drie mannen en zei gesmoord: "Even niet. Ik kom zo terug..." Ze liep de gang op. Tech krabbelde zich eens achter het oor. Zou het nog erger zijn dan ze al gedacht hadden? Ook de beide anderen waren meer geschrokken van Prinses' reactie dan ze zo gauw lieten merken. Prinses was half rennend naar haar hotelkamer gegaan. Het deerde haar niet dat de gasten haar wat bevreemd nakeken. Ze zakte voor haar bed op haar knieën en riep: "Nee God! Nee!!!" Veel meer woorden kwamen er niet over haar lippen. De vermoeidheid, de spanning en dit laatste onverwachtse telefoontje braken haar zelfbeheersing. Ze huilde en sloeg met haar vuisten op het bed. Prinses worstelde met zichzelf en met God... "Ik kan niets doen!" huilde ze uiteindelijk. "Echt Heer, ik kan niets doen." "Help toch Jeshua...!" Met haar ene hand pakte Prinses de zoveelste tissue uit een doos en met de andere hand trok ze haar Bijbel, die open op het bed lag, naar zich toe. Vanmorgen had ze nog geprobeerd te lezen uit het boek Esther, maar ze had zich niet kunnen concentreren. Vreemd genoeg lag de Bijbel nu open bij de Psalmen. Prinses' tranen waren op en haar hart was open. Ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar komt mijn hulp? Haar ogen snelden over de regels en haar hart dronk het vervolg van de tekst in. ...Nee, Hij sluimert niet, Hij slaapt niet, de wachter van Israël. Een bovennatuurlijke rust kwam over haar. "De wachter van Israël..." zei ze hardop. "Hij zal helpen..." ...Hij waakt over je leven... "Hij waakt over mijn leven," herhaalde ze hardop. Ze legde de bladwijzer met de gouden kroon bij het stuk dat ze gelezen had. Psalm 121. |
|||||
|