| |||||
Daar hangt hij. Een paar centimeters boven de grond. Zijn gezicht vertrokken van pijn. Zijn lichaam verscheurd. Kapotgeslagen. Er rollen tranen uit zijn ogen. Tranen van pijn. Tranen van verdriet. Hij kijkt mij aan. ‘Je bent zo mooi.’ zegt hij, met warme ogen. Liefdevolle ogen. Vol intense liefde. En mijn hart breekt. ‘Je bent zo lief.’ Ik zak op mijn knieën. Gebroken. Mijn verstand kan er niet bij. Mijn gevoel ook niet. ‘Ik hou zoveel van je.’ Ik begin te snikken. Mijn ziel schreeuwt het uit. ‘Dit is niet eerlijk! Ik zou daar moeten hangen… Maar ik zou het niet kunnen verdragen.’ ‘Dat weet ik.’ zegt hij. Nog steeds met een intense liefde in zijn ogen. ‘Waarom?’ vraag ik. ‘Waarom doe je dit?’ Hij kijkt me aan. ‘Je weet waarom ik het doe. Ik doe het voor jou. Want ik hou van je.’ Mijn snikken verandert in oncontroleerbaar huilen. Dit doet zoveel pijn. Onwezenlijk. Haast onmogelijk. Zijn simpele logica kan ik verstandelijk niet begrijpen. ‘Je bent mijn hoop, mijn alles. Waarom verdraag je deze intense pijn? Waarom geef je er aan toe? Jij hebt niets gedaan. Het was ik die altijd alles fout deed. Ik zou daar moeten hangen. Niet jij!’ ‘Maar jij zou dit niet kunnen verdragen. Dit is mijn eigen wil, mijn keuze. Omdat ik dit doe zul je straks weer bij mij kunnen komen en bij mijn vader. Ik hou zo zielsveel van je, dat zul je nooit begrijpen. Totdat wij elkaar weer ontmoeten.’ ‘Ik hou ook van jou, maar dit is ondragelijk. Is er geen andere manier? Waarom moet het zo gaan?!’ ‘Dit is de enige manier.’ Zijn gezicht verkrampt even en weer stromen er tranen. Eén voor één rollen ze over zijn gehavende gezicht. Dan verder naar beneden. Over zijn grote rauwe wonden. ‘Jij koos voor mij. Ik heb al lang geleden voor jou gekozen. Al van het begin af aan dat je bestond. Zolang hou ik al van je. Omdat jij voor mij gekozen hebt, doe ik dit voor jou.’ Ik zak nog dieper in elkaar. Dit leed is onverdraagbaar. Zijn liefde is onbegrijpelijk. Ik weet dat zijn liefde echt is, anders zou ik hem voor gek hebben verklaard. Ook besef ik dat hij deze ondragelijke pijn zal moeten dragen. Alleen dan kunnen wij weer bij elkaar komen. Straks, als hij terugkomt. Maar ík had daar moeten hangen. Ík had de zwepen over mijn rug moeten voelen neerkomen en míjn vlees had opengereten moeten worden. Ík had geslagen moeten worden met stokken, uitgescholden en bespuugd. Met mij hadden ze moeten spotten en mij hadden ze belachelijk moeten maken. Ik zou nu die pijn moeten voelen. Maar hij nam mijn plaats in. Omdat hij van me houdt. Hij kijkt me nog een keer aan. ‘Mijn lieve kind…’ ‘Ja?’ vraag ik met een gebroken hese stem. ‘Ik hou oneindig van je en zal dat altijd blijven doen. Blijf ook van mij houden en we zien elkaar gauw weer terug.’ Dan richt hij zijn hoofd op en kijkt naar de duistere hemel. Met zijn allerlaatste krachten roept hij: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest.’ En met het wegsterven van zijn stem, sterft ook Hij. Met een bleek, betraand en vertrokken gezicht lig ik daar. Verkrampt door innerlijke pijn. Terwijl zijn stem in mijn hoofd blijft zeggen: ‘Ik hou van jou, je bent zo mooi...’ |
|||||
|